Neerlandia
Nederlands-Vlaams tijdschrift voor taal, cultuur en maatschappij
Column
Een lesje Afrikaans in uniform
Pieter-Bas van Wiechen (1975) is een verhalende journalist met pen en microfoon. Hij werkte eerder vanuit Amsterdam en Brussel. Sinds september 2023 is Kaapstad zijn nieuwe standplaats en maakt hij verhalen over zuidelijk Afrika.
‘Nee! Die Hasie is niet blij nie! Hij wil nie met die Jakkals spelen nie!’, klinkt het uit de kinderkamer. Mijn zonen Dima (11) en Ramses (9) spelen sinds kort weer regelmatig met de knuffels. De oudste voelt zich hier eigenlijk te groot voor, maar nu we naar Kaapstad zijn verhuisd en alles en iedereen anders is, hebben de broers elkaar keihard nodig. Tijdens het spel moeten van de prepuber wel de gordijnen dicht: “Anders zien ‘ze’ dat ik nog met de knuffels speel.”
Knuffels, daarmee zijn alle schattige observaties wel voorbij. Het pluche vliegt door lucht en vecht harde oorlogen uit. Per dag neemt het aantal leenwoorden uit de nieuwe talen Engels en Afrikaans toe. Onze jongens weten wat een taal is, ze spreken ook aardig Frans, de tweede taal van hun moeder. Dat Engels had ik wel verwacht, maar Afrikaans …
“Afrikaans is helemaal geen Nederlands”, heb ik tijdens menige discussie geroepen. Anders dan het Nederlands-Nederlands, het Belgisch-Nederlands en het Surinaams-Nederlands gebruikt het totaal andere woorden en heeft het een andere, vreemde grammatica. Het is een verre achternicht misschien, maar zeker geen Surinaamse en Vlaamse broer. Ik vond het maar een rare, wat expansieve neiging om die taal in de Nederlandse familie op te nemen, koloniaal bijna. Bovendien verscheen op mijn netvlies meteen zo’n racistische witte boer. Nee, dank je.
Afrika stond sowieso niet echt op mijn radar. Suriname, de Cariben, België en Europa zijn altijd mijn grootste interessegebieden geweest. Sophie, mijn geliefde, belandde door haar Franse achtergrond in haar journalistieke carrière al snel in West-Afrika. Wilden we als gezin nog een keer naar het buitenland, dan moest iemand inleveren. Diegene die mijn lief kennen, weten: diegene die moest inbinden, was ik.
En dus kwamen we begin september in Kaapstad aan en reden we door straten met namen als Buitengracht, Waterkant Street en Strand Street. Onze kinderen moeten in uniform en in het Engels naar school. Een Zuid-Afrikaanse school en dat betekent dat ze minstens twee van de twaalf nationale talen van het land moeten leren. De jongste krijgt Xhosa en Afrikaans. Onze oudste kon er een laten vallen en koos Afrikaans omdat Engels al lastig genoeg is.

Ook nieuw voor onze vogelvrije Nederlandse basisschoolkinderen is het fenomeen huiswerk. Elke dag Engels, ‘Maths’ en Afrikaans. Ramses leest een boek over Die Dolfyne terwijl Dima zich over de methode My Ouma is ’n Film-ster buigt. En regelmatig wordt er toch even gelachen. “Hoezo is een Walvis een Orka?”, vraagt Ramses. Ik begrijp hem niet, maar zie in zijn boekje inderdaad een orka, terwijl de tekst over een walvis gaat. Dima houdt zich ondertussen bezig met de Baie dinge wat ons kan doen om die plastiekbesoedeling te beëindig.
“Ik heb een 9,2 voor Afrikaans!”, glundert Dima als hij een paar dagen later de school uit komt. Onze oudste is – in deze fase van zijn leven – niet bepaald een studiebol. Een zesje is al ruim voldoende. Toch is hij nu trots. En ik ook. Afrikaans is, op zijn minst op papier, een makkie voor een Nederlander, als je het leest, begrijp je het meteen. Maar of mijn kroost ooit een tien voor het vak zal halen, is de vraag. De grammatica is behoorlijk anders, met als gevaar dat je, als je het even niet meer weet, een Nederlands woord gebruikt. En dat is vaak toch net even anders dan het Afrikaans.
Contact: pieterbass[apenstaartje]gmail.com.
Dit artikel werd gepubliceerd in Neerlandia 2023-4. Bekijk de inhoud van dit nummer.
