Een schrijfster tussen iconisering en canonisering
Op zoek naar de literaire en culturele waarde van Anne Frank
Francesca Terrenato
Mythevorming heeft decennialang Anne Franks beeld in de media bepaald. Dat leidde uiteindelijk, aldus Cynthia Ozick in een provocerend artikel in The New Yorker, tot “the shamelessness of appropriation” en heeft een negatieve impact gehad op haar rol als auteur. Haar teksten, mede bepaald door haar vrouw-zijn en door haar Joodse achtergrond, verdienen nader onderzoek vanuit specifieke literaire en cultuurhistorische perspectieven. Des te meer geldt dat voor Franks verhalen, die niet als historisch document gelden.

Anne Frank digitaal
Als we naar de resultaten van een vluchtig Google-onderzoek kijken, springt het in het oog dat Anne Frank daarin meer als slachtoffer dan als schrijfster voorkomt. Vooral in het Nederlandse taalgebied hebben Franks werken, alhoewel in het UNESCO-register opgenomen, tot nu toe niet een echt canonieke status verworven. Gender- en leeftijdsfactoren spelen daarbij een onmiskenbaar controversiële rol. Ze wordt bijzonder gewaardeerd omdat ze een jong meisje was. En tegelijkertijd wordt ze juist daarom als literator ondergewaardeerd. Daartegenover kwam er van de kant van Nederlandse schrijvers nu juist een expliciete erkenning van haar als ‘collega’: Harry Mulisch, bijvoorbeeld, klaagde over haar “niet-bestaande” plaats in de Nederlandse literatuur.
Ze wordt bijzonder gewaardeerd omdat ze een jong meisje was. En tegelijkertijd wordt ze juist daarom als literator ondergewaardeerd
Het mediafenomeen is meermalen bestudeerd (recentelijk door David Barnouw), terwijl literaire onderzoekers meestal afstand namen van Franks schrijverschap. Een eerste doorbraak daarin kwam er pas met de officiële editie van de Dagboeken (1986), gevolgd door de uitgave van haar Verzameld Werk in 2013. Maar de grootste revolutie vond in 2021 plaats met de online editie van haar manuscripten. Zoals het een revolutie betaamt, gebeurde dat niet zonder de nodige opschudding: na een aanklacht vanwege schending van auteursrecht door het Anne Frank Fonds, bepaalde de rechtbank van Amsterdam dat de online editie toegankelijk mocht blijven. Door geoblocking werd desondanks toegang daartoe vanuit Nederland voorlopig onmogelijk gemaakt, en wel totdat de auteursrechten voor alle teksten zullen vervallen. Buiten Nederland hebben onderzoekers echter onbeperkt toegang tot Franks werken, waaronder haar verhalen.

Lezen in de Verhaaltjes
Franks verhalen bestaan uit prozastukken die in een apart schrift, een kasboek, zijn opgetekend. De titelpagina luidt: Verhaaltjes, en gebeurtenissen uit het Achterhuis. Andere verhalen werden op losse vellen papier gevonden. In totaal gaat het om veertig teksten die wel of niet in relatie staan met het dagboek. Twee recente edities daarvan kwamen uit in 1982 en 2001.
In Het achterhuis, 7 augustus 1943, lezen we:
Lieve Kitty,
Een onderbreking in de Achterhuisschetsen. Ik ben een paar weken geleden begonnen om eens een verhaal te schrijven, iets dat helemaal verzonnen is en heb daar zo’n plezier aan gekregen dat m’n pennekinderen zich opstapelen.
Het is een bevestiging dat naast Het Achterhuis de ‘verzonnen’ verhalen een tweede aspect vormen van Franks schrijverschap. Voor enkele verhalen heeft de schrijfster zich op gebeurtenissen uit haar dagelijkse leven (voor of tijdens de onderduikperiode) gebaseerd. Hierin wordt op ironische wijze en vanuit een lichtelijk moraliserend standpunt het menselijk gedrag geschetst. Af en toe wordt het gedrag van de vertelster zelf onder de loep genomen. Van deze groep teksten migreerden er acht naar Het Achterhuis. Andere teksten worden in de originele inhoudsopgave als bedenksels aangeduid. Onder deze noemer vallen twee verschillende soorten tekst: verhalen voor kinderen, waarin bijvoorbeeld een kabouter of een fee de hoofdrol speelt, en teksten die we eerder als essayistisch of journalistiek proza zouden kunnen bestempelen. De laatste zijn minder bekend en verdienen nadere aandacht.
Een ontluikende columniste
Dat Frank journalistieke aspiraties had, lezen we o.m. op een overbekende bladzij van het dagboek (brief 5 april 1944, zie ook 11 mei 1944): “Ik moet werken om niet dom te blijven, om vooruit te komen, om journaliste te worden, want dat wil ik.” Ondanks het glazen plafond dat de journalistiek tijdens het interbellum kenmerkte, groeide het aantal vrouwelijke correspondenten naarmate kranten begonnen in te zien dat vrouwen ook krantenlezers waren. Veel dagbladen begonnen daarom in de jaren dertig met vrouwenrubrieken en vrouwenpagina’s in een poging met populaire damesbladen te concurreren. Journalisten zoals Emmy Belinfante, Dola de Jong, Anna Zuikerberg, Helene van Meekren, Josepha Mendels, Hilda van Praag, Jeanne Roos (allen met een liberaal-Joodse achtergrond en belangstelling in de vrouwenbeweging) werkten in die jaren voor o.a. De Groene Amsterdammer, De Telegraaf en Het Algemeen Handelsblad, vooral in verband met achtergrondnieuws. Sommigen van hen waren bovendien ook auteurs van fictie. Franks wens, die dus geworteld blijkt in het toenmalige culturele leven, mondde in enkele prozastukken uit. De Poel des Verderfs, bijvoorbeeld, put inspiratie uit een filmrecensie (in Cinema & Theater gelezen), waarin deze uitdrukking voorkomt in verband met naaktmodellen in een beeldhouwersatelier. De vertelstem spreekt een U aan, zoals het in een brief aan de redactie past die publicatie beoogt. Naar aanleiding van de titel wordt hier een argumentatie opgebouwd waarin de “preutsheid” van de Nederlanders ironisch aan de kaak wordt gesteld: “[…] als alle kinderen alweer zo opgevoed worden, dat alles wat naar het blote zweemt niet netjes is; op de duur zal het dan zeker zover komen, dat de jeugd zich gaat afvragen: ‘Ja, zijn ze dan helemaal getikt?’”.
De vertelster van Het Achterhuis verafschuwt de kleingeestigheid van de volwassenen
Zoals elders in Franks geschriften staan hier het probleem van opvoeding, en met name de moralistische oordelen die de opvoeding van meisjes kenmerken, centraal: de vertelster van Het Achterhuis verafschuwt de kleingeestigheid van de volwassenen en zou bijvoorbeeld vrijer willen zijn in haar leeskeuzes. Terecht noteert Elli Bleeker in de digitale editie dat een aantal thema’s in meerdere variaties terugkomt in zowel Franks autobiografische als haar fictionele teksten: we zien “hoe Anne experimenteert met verschillende manieren om een gedachte of thema te formuleren”. Dit essay hanteert een beschouwende stem die de maatschappelijke censuur in verband met het lichaam en de seksualiteit bekritiseert. Ook een tweede stuk, Wie is interessant?, beoogt de omverwerping van enkele maatschappelijke/culturele conventies. Maar de vertelstrategie is anders: we krijgen te maken met een fictionele ik-figuur en een verbeelde situatie (een treinrit). De conventies waartegen de verstelster haar standpunt inneemt, zijn gender-related: wie is volgens de publieke opinie een interessante gesprekspartner voor een juffrouw?
Algemeen loopt onder vrouwen de opinie, dat mannen met jonge gezichten en aan de slapen grijzend haar interessant zijn en ik had aan de waarheid van deze redenering nooit getwijfeld. Nu zou ik dan zo’n interessante man eens op de proef stellen, hem in elk geval niet voor niets interessant laten blijven.
Nu was de grote vraag: Hoe moest ik de interessantigheid van den interessante los krijgen?
Het gaat hier om een stijlbewust spel met het adjectief interessant en verwante afleidingen, dat leidt naar de ontworteling van een stereotype: hoe vleiend de aandacht van de heer ook mag zijn, uiteindelijk is voor het meisje de conversatie met een onopvallende oudere vrouw in de treincoupé veel interessanter. De conclusie is dat de gestileerde omgang tussen vrouw en man (het oprapen van het gevallen zakdoekje en de verleidelijke toon van hun conversatie) niets dan het saaie herhalen van clichés oplevert.
Op weg naar de canon?
Herbert Van Uffelen pleitte in 2001 al voor “een uitgave die recht doet aan de intenties van de nog steeds miskende schrijfster”. Dankzij de integrale uitgaves en vooral het digitale corpus van Anne Franks manuscripten hebben we nu de gelegenheid om de gelaagdheid van haar literaire nalatenschap te bestuderen. Nieuwe wegen in het onderzoek gaan open: om er één te noemen, de complexe relatie die Frank opbouwt met de eigentijdse literatuur en pers voor jonge vrouwen in Nederland. Het wordt hoog tijd dat we Anne Frank een vooraanstaande plaats in de Nederlandse literatuurgeschiedenis en in het culturele geheugen gunnen.
Francesca Terrenato is docente Nederlandse literatuur aan de Sapienza, Universiteit van Rome.
Contact: francesca.terrenato@uniroma1.it
Dit artikel werd gepubliceerd in Neerlandia 2023/1. Bekijk de inhoudsopgave van dit nummer.