Waarom hun hebben niet fout is
Een contrasteerder die ook nog eens cool is
Stef Grondelaers
Niet alle taalveranderingen die door een gemeenschap razen, zijn blijvers: een jaar of tien geleden veroverde de sjtijl-uitspraak van stijl heel Vlaanderen, maar intussen lijkt de variant op rust in zijn oorspronkelijke habitat (Genk). Welke kwaliteiten moet een innovatie bezitten om zich in een taal, of in de diepste motor van een taal, de grammatica, te nestelen?
Dat is een vraag die neerlandici momenteel vooral bezighoudt in verband met hun hebben. Voor Vlaamse taalliefhebbers die de heisa gemist hebben, het gaat om de volgende variabele:
1. Als wij zo spelen, krijgen zij natuurlijk altijd kansen.
2. Als wij zo spelen, krijgen hun natuurlijk altijd kansen.
Een groeiend aantal Nederlanders gebruikt in plaats van het standaard subjectspronomen zij de niet-standaard objectvorm hun. Vlamingen doen dat vooralsnog niet, al hoor ik steeds vaker dat het in Vlaamse grensstreken ook gebeurt, en dan met name online.
Onstuitbaar en onuitstaanbaar
Weinig vernieuwingen zijn zo gestigmatiseerd als subject-hun. Taaladviesdienst Onze Taal oreerde aanvankelijk dat veel mensen “sterke gevoelens van afkeer” hebben voor subject-hun, wat later werd afgezwakt tot de bewering dat veel mensen het “afschuwelijk” vinden. Minister van Onderwijs Ronald Plasterk probeerde hun in 2010 zelfs te verbieden. Dat leidde op 9 februari 2010 tot het spannendste en ergerlijkste stuk taaltelevisie ooit, toen Plasterk en collega Helen de Hoop compleet naast elkaar heen praatten in De Wereld Draait Door.

Als taalwetenschapper wil ik graag weten waarom subject-hun overleeft in het Nederlands, terwijl andere innovaties kort in de mode zijn, maar daarna uitsterven. Met subject-hun is er overigens iets geks aan de hand, want dat is helemaal geen innovatie: neerlandicus Jan Vor der Hake merkte het subjectgebruik van hun in 1911 al op. Hoe geraakte subject-hun in de grammatica van het Nederlands? Waarom ging het zowat een eeuw in winterslaap? Waarom ging het pas vanaf het nieuwe millennium flink rondrazen?
Contrast en cool
Met collega Roeland van Hout ben ik het afgelopen decennium op zoek gegaan naar een antwoord. Zeer kort door de bocht geformuleerd geloven we dat twee factoren van belang zijn. De grammatica moet om te beginnen baat hebben bij de uitbreiding, in de zin dat de nieuwe vorm een betekenis/functie heeft die beschikbare vormen niet, of niet in dezelfde mate hebben. Met de nieuwe vorm moet bovendien ook een soort prestige te behalen zijn, waardoor we bereid zijn onze normgevoeligheden te schenden en daardoor misschien dom over te komen.
Voor beide factoren hebben we inmiddels evidentie gevonden. In een reeks corpusanalyses ontdekten we om te beginnen dat hun veel vaker gebruikt wordt dan zij in contexten van geëngageerd negatief contrast:
3. Wij zijn Ajax, hun moeten oprotten. (van een voetbalfansite)
4. suriname mensen zijn best wel dom en hun denken dat wij in nederland dom zijn.
5. wat hun denken is fictie. wat wij hebben is een #feit
In een reeks experimenten hebben we ontdekt dat hun niet alleen contrast uitdrukt, maar ook een nieuw soort cool prestige signaleert. Door hun te gebruiken, portretteren sprekers zichzelf als alternatief, assertief, uitdagend en zelfs mild provocerend. De opkomst van hun belichaamt meteen de versoepeling van een conservatieve standaardtaalideologie, die foute vormen uitsluit. Het feit dat hun prestige kan verwerven – weliswaar maar ‘nieuw’ prestige en niet de traditionele lauweren (superioriteit, intelligentie, rijkdom) waarmee standaardtaal getooid is – suggereert de geboorte van een parallelle cool-ideologie, die vormen ‘legitimeert’ die door de conservatieve ideologie worden uitgesloten. Het coole prestige van hun verklaart meteen waarom de wedergeboorte van dat pronomen zo ongeveer samenviel met de ruimere popularisering van internetchat en de eerste sociale media: voor wie zich rond de millenniumwisseling op chat begaf, was cool veel belangijker dan traditioneel prestige. En laat hun nou net de belichaming van cool zijn …
suriname mensen zijn best wel dom en hun denken dat wij in nederland dom zijn
Enter Twitter
Met de bevestiging van de contrast- en de cool-hypothese zijn onze problemen helaas niet opgelost. Om te beginnen komt subject-hun nauwelijks voor in het wild, althans niet wanneer er ‘parkwachters’ zijn. Het grootste elektronische corpus van het Nederlands telt een half miljard woorden, maar geen enkel voorkomen van subject-hun. Dat komt omdat het voornamelijk uit krantentaal bestaat, en kranten hebben parkwachters in de vorm van eindredacteuren en correctoren, die normdoorbrekingen zoals subject-hun natuurlijk bannen.
Om subject-hun goed te kunnen bestuderen, moesten we dus op zoek naar taal zonder parkwachters. Twitter is daarvoor erg geschikt. Twitter is een microbloggingplatform voor korte boodschappen die niet beperkt zijn door enige redactionele controle en die heel vaak spreektaal nabootsen. Tweets zijn bovendien in gigantische hoeveelheden beschikbaar.
Voor de studie Why do we say them when we know it should be they bestudeerden wij 14.616 tweets die ofwel subject-zij ofwel subject-hun bevatten. Die inspanning leverde voor het eerst een gebalanceerde materiaalverzameling op, met ongeveer evenveel subject-zij (7112 tweets) als subject-hun (7504 tweets).
#ajax calimero gedrag, ingegeven door #cruijff: wij zijn dom en hun zijn rijk?
Naast die hogere frequentie van hun hebben tweets nog een ander voordeel. Om te compenseren voor de afwezigheid van strategieën die spreektaal expressief maken – intonatie, gelaatsuitdrukkingen, gebaren – bevatten tweets vaak verlengingen (heeeeeeel erg mooi), intensiveerders uit taboedomeinen (fucking mooi), alsook emoticons en emoji (heel erg mooi ). Die strategieën maken de eigenheid van Twitter uit en ze stellen ons in staat om de cool-aandrijver van subject-hun te meten. Het is weliswaar de luisteraar die beslist of een spreker al dan niet cool is, maar een spreker kan wel proberen zichzelf als een coole dissident te profileren; een tweeter kan dat met de net genoemde expressieve compensatiestrategieën.
Twitter is met andere woorden een datatype dat ons in staat stelt om zowel de grammatica-interne aandrijver van hun – de grotere geschiktheid om contrast uit te drukken – als de prestigemotivatie van hun – de associatie met cool prestige – tegelijkertijd te testen, terwijl dat voorheen met aparte datatypes en in afzonderlijke analyses moest (de contrasthypothese met corpusdata, de prestigehypothese met experimentele data). Daardoor kunnen we nu ook in één geïntegreerde analyse bestuderen wat de belangrijkste van de twee aandrijvers is: leeft hun op omdat het een contrasteerder of omdat het een cool-profileerder is?
Om die vraag te beantwoorden, hebben we voor alle tweets in onze materiaalverzameling bepaald of ze contrast en/of cool uitdrukken. Dat vergde enige creativiteit omdat contrast op verschillende manieren uitgedrukt kan worden: (3)-(5) hierboven zijn bij uitstek contrastief, maar wij hebben er (gezien de omvang van de dataset) voor gekozen om als contrastief alleen constructies van het type wij zijn x, hun/zij zijn y te beschouwen, zoals in (6):
6. #ajax calimero gedrag, ingegeven door #cruijff : wij zijn dom en hun zijn rijk?
Zelfs die grofkorrelige indeling bracht een duidelijk hun-effect aan het licht: maar liefst 75,3% van contrastconstructies zoals (6) bevatte hun, terwijl dat in slechts 36% van de andere constructies het geval was.
Om na te gaan of subject-hun ook vaker voorkomt in contexten van coole zelfprofilering, hebben we voor elke tweet gecodeerd of ze expressieve verlengingen, intensiveerders, tussenwerpsels en emoticons of emoji bevatten, en vervolgens hebben we voor tweets met en zonder die strategieën hun-proporties berekend. Tweets met verlengingen als heeeeel goed bevatten in 80% van de gevallen hun, tweets zonder verlenging in slechts 49,2%; ook voor de andere strategieën gold dat ze tenminste 30% vaker hun opleverden. Naarmate tweeters cooler overkomen door expressiever te tweeten, gebruiken ze met andere woorden ook meer hun.
Dat laatste geldt overigens niet alleen voor jongere tweeters:
7. hun maken het laat, met veel overlast. mijn kinderen zijn erg vroeg en ze moeten hun energie toch ergens kwijt #buitenspelen #vroeg
8. even een klacht want ze luisteren niet #anwb opgezegd maar hun zeggen van niet! #fail en betalen !!
Een van de belangrijkste resultaten van ons onderzoek is dat ook volwassenen die zich jong(er) willen profileren (met smileys of excessieve interpunctie zoals in (7)-(8)), van hun gebruik maken. Subject-hun zit dus bij alle Nederlandse rangen en standen in de gereedschapskist voor een coole identiteit.
En dan de hamvraag: welke aandrijver, contrast of cool, voorspelt de keuze voor subject-hun het best? Voor die vraag lieten we op de data een statistische regressieanalyse lopen, die ons vertelde dat de statistische kans op hun 2,6 maal toeneemt wanneer tweets een contrast van het type wij zijn x, zij/hun zijn y bevatten, 3,7 maal wanneer tweets één expressieve strategie bevatten, en maar liefst 6,4 maal wanneer ze twee of meer expressieve strategieën bevatten. Subject-hun is dus veel meer een cool- dan een contrast-profileerder. Dat contrast-potentieel verklaart waarom hun in de grammatica van het Nederlands raakte, het cool-potentieel waarom het pronomen vleugels kreeg in internettijden.
Slotbeschouwingen
Het feit dat achter de verschijning van subject-hun een systeem zit, dat we goed kunnen beschrijven en voorspellen, betekent dat hun geen ruis is, laat staan een fout die Nederlanders begaan uit luiheid of lak aan normen. Subject-hun is prescriptief gezien misschien verkeerd, maar het is wel een intrinsiek valide grammaticale optie van het Nederlands-Nederlands (geworden). Dat zal met échte fouten nooit het geval zijn.
Dat brengt ons meteen bij een tweede punt. Waarom heeft hun tot nu toe geen toegang gekregen tot het Belgisch-Nederlands? Is Vlaanderen niet ook gebaat met een contrasteerder die de spreker cool maakt? We kunnen op dit moment alleen speculeren. Komt het omdat het Nederlands-Nederlands door zijn standaardiseringsvoorsprong afstellingen in de grammaticale motor heeft die er in Vlaanderen nog niet zijn? Of schuift de veel strengere Vlaamse standaardtaalideologie voorlopig nog een beschermende stolp over het Belgisch-Nederlands? Uit het nog niet en het voorlopig nog in de vorige zinnen moge duidelijk zijn: het is een kwestie van tijd voordat hun in Vlaanderen ook hun zullen zeggen.
Dit zijn de studies waarop dit stuk gebaseerd is:
- Grondelaers, S. & Van Hout, R. (2022). From Big Brother to IKEA: The quest for the optimum data source to study a notorious pronoun diffusion in Dutch. In G. Kristiansen, K. Franco, S. De Pascale, L. Rosseel & W. Zhang (eds.), Cognitive Sociolinguistics Revisited (pp. 371-383). De Gruyter Mouton. https://doi.org/10.1515/9783110733945-029
- Grondelaers, S., Van Gent, P. & Van Hout, R. (2022). On the Inevitability of Social Meaning and Ideology in Accounts of Syntactic Change: Evidence from Pronoun Competition in Netherlandic Dutch. In T. K. Christensen & T. Juel Jensen (eds.), Explanations in Sociosyntactic Variation (pp. 120-143). Cambridge University Press. https://doi.org/10.1017/9781108674942.006
- Grondelaers, S., Van Hout, R., Van Halteren, H. & Verbeek, E. (2023). Why do we say them when we know it should be they? Twitter as a resource for investigating nonstandard syntactic variation in The Netherlands. Language Variation and Change, 35(2), 223-245. https://doi.org/10.1017/S0954394523000121
Stefan Grondelaers is senior onderzoeker taalvariatie aan het Meertens Instituut Amsterdam. Hij verricht (vooral experimenteel) onderzoek naar (de)standaardiseringsprocessen in Vlaanderen, Nederland en Suriname.
Contact: stef.grondelaers@meertens.knaw.nl
Dit artikel werd gepubliceerd in Neerlandia 2024/2.