“Personages moeten in jouw lichaam zitten. Anders is het nep.”

Kader Abdolah gaat in gesprek over culturele toe-eigening en een nieuwe literatuur voor Europa

Door: Heleen Debeuckelaere

Kader Abdolahs bekendste boek (Het huis van de Moskee, 2005) werd in 2007 verkozen tot het op één na beste Nederlandstalige boek aller tijden. De schrijver die met een boek over een familie in Iran zoiets gedaan kreeg, is dan ook de ideale gesprekspartner om te spreken over culturele toe-eigening en representatie van etnische culturele minderheden in de Nederlandstalige literatuur. Op een milde zomerdag trok schrijfster Heleen Debeuckelaere (29) naar Delft om hem uit te horen over vrijheid, authenticiteit en politiek schrijven: “Authenticiteit was blank. Maar opeens komen de Surinamers, de Turken, de Marokkanen, de migranten en zij brengen een ander soort authenticiteit met zich mee.”

Hoe belangrijk is vrijheid in de keuze van je onderwerpen, personages en leefwerelden?
Ik ben 100 procent nieuwsgieriger dan de lezers als ik met een boek begin, want ik weet niet wat ik zal krijgen. Zo weet ik nooit waar mijn volgende boek over zal gaan. Ik was al een jaar bezig met een nieuwe roman toen er opeens een ander personage in mijn hoofd verscheen, dat een ander verhaal vertelde. Ik probeerde haar te negeren maar ze bleef terugkomen, zelfs in mijn dromen. Uiteindelijk heb ik de roman die ik aan het schrijven was, aan de kant gezet om haar verhaal te schrijven. Ik heb nu gisteren, vijf maanden later, haar verhaal afgewerkt. Dus je weet niet wat je zal krijgen. Dat is de magische of interessante kant van het schrijven. Ik bepaal niet, de personages bepalen.

Wij moeten dood, wij gaan sterven, en dan komt er een generatie die met deze nieuwe realiteit geen problemen heeft

Kan ‘de lezer’ als een abstract concept een limiet leggen op wat de schrijver kiest als onderwerp of als personages? Bijvoorbeeld in het geval van witte schrijvers die schrijven over Aziatische, Afrikaanse of Perzische personages.
De lezer kan geen grenzen opleggen, maar de plek en de tijd waarin de schrijver creëert, hebben een bepalende invloed op de schrijver. Ze geven een nieuwe kleur aan wat de schrijver schrijft. Als ik in het vaderland was gebleven, had ik totaal andere boeken, met andere soorten kleuren geschreven. Maar ik woon hier en ik word beïnvloed door maatschappelijke en culturele veranderingen in Nederland. Hier werd ik een immigrant, die altijd van ver komt. Die thematieken dringen door tot je verhalen. De context, het verleden, het heden, die hebben een extra kracht in je verhalen. Daardoor worden er nieuwe personages gecreëerd. In mijn oeuvre zijn er heel veel Nederlandse personages, in Iran waren die er niet geweest. Ook heimwee heeft een bepalende kleur gegeven aan mijn boeken. De lezer kan niet bepalen, die kan alleen bepaalde thema’s naar zich toe trekken. Als ik achter mijn computer zit, dan ben ik niet met de lezers bezig.

Kader Abdolah op het Ubud Writers & Readers Festival 2012, © Anggara Mahendra | CC BY 2 0

Wat vind je dan van reacties op boeken die deze vrijheid in twijfel trekken? Bijvoorbeeld een boek als Dit zijn de namen (Tommy Wieringa, 2012), waarin er verschillende personages worden opgevoerd die ver van de leefwereld van de schrijver staan. De manier waarop die ‘vreemde’ personages worden neergezet, is niet naar de zin van iedereen. Ook al vond ik het een heel goed boek, de manier waarop het zwarte personage werd weergegeven, wrong bij mij. Wieringa beschrijft hem bijna exclusief vanuit de ogen van de andere personages, waardoor hij vrij eendimensionaal blijft. Een soort essentie van ‘de ander’. Vind je dat een rechtmatige kritiek of vind je dat die kritiek er niet toe doet of kan doen?
Maar kijk, wat je ook schrijft, je krijgt kritiek. Het hoort erbij, je schrijft en de lezer leest het anders. De zon schijnt in een glas water, in een prisma, en er komen honderden kleuren uit. Zo is het ook met het geschreven woord. De kleuren hebben niets met de zon te maken, ze schijnt, ze is autonoom. Critici mogen zeggen wat ze zeggen, het is pijnlijk maar ook goed voor de schrijver om toch die kritieken te lezen. Zo ontwikkelt hij inzicht over zichzelf. Niet over het werk dat hij geschreven heeft, daar kan je niets meer aandoen. Maar de blik van de lezer is, hoe vernietigend dan ook, belangrijk voor de schrijver.

Er zijn ook schrijvers die niet gediend zijn met deze kritieken, die ze zien als op hol geslagen politieke correctheid. Kijk naar Lionel Schriver (We need to talk about Kevin, 2003), die zo hard van leer trekt tegen deze vorm van inhoudelijke kritiek. Zij zegt: als die voor waar moeten worden aangenomen, is een schrijver gedoemd tot een authenticiteit die hem of haar reduceert tot het schrijven van memoires. Volg je haar of bestaat er een gulden middenweg?
Er is geen middenweg, een schrijver moet zijn verhalen schrijven. Bovendien, een schrijver die in een samenleving woont, een schrijver die in Brussel woont bijvoorbeeld, produceert de teksten die voor Brussel belangrijk zijn, want hij heeft contact met de geest van de samenleving. Als er kritiek is, dan is het een kritiek op de samenleving, niet op de schrijver. Een zwarte schrijver die in Brussel woont, produceert de teksten die hij daar moet produceren. Wat ik hier produceer, met mijn achtergrond en met de nieuwe maatschappelijke onderstroom van Nederland, daaruit komt een nieuwe tekst. Een ander soort tekst die totaal onbekend is voor anderen, maar wel nieuw. Met mijn boeken neem ik een lezer mee naar de moskee, naar de gebedsruimtes, naar de gesloten wereld van de gesluierde vrouwen. Dat is dan even schrikken, maar waar je juist van schrikt, dat neem je later over als een realiteit.

De aanwezigheid van de angst helpt ons naar een nieuw pad voor een nieuwe identiteit

Maar dan klinkt het eigenlijk alsof je authenticiteit wel belangrijk vindt. Dat jouw blik op deze samenleving, jouw toegang, dat je daarmee iets kan vertellen aan de lezende massa en hen daarmee kan confronteren met een realiteit?
Kijk, vijftig jaar geleden waren er geen donkere personages hier om over te schrijven in de Nederlandse literatuur, zelfs Surinamers niet. Dus authenticiteit was blank. Maar opeens komen de Surinamers, de Turken, de Marokkanen, de migranten en ze brengen een ander soort authenticiteit met zich mee. Loop eens rond in Delft of Rotterdam, dit is authentiek, wat het nu is. Het plein waar we nu aan zitten, was honderd jaar geleden puur blank, nu niet meer. Wat is authentiek? Wat ik nu schrijf, mijn stem is authentiek, met al die veranderingen. Dus het is altijd relatief hoe we ernaar kijken. Die nieuwe authenticiteit wekt kritiek op. Want je komt met nieuwe geluiden, met nieuwe stemmen en bewegingen in je culturele werk en dat irriteert sommigen.

De Perzische, en met uitbreiding de islamitische wereld is er een die veel mensen, journalisten, schrijvers fascinerend vinden, of hun motivatie nu angst is of meer positief is. Het oriëntaliseren, exoticeren en bij uitbreiding reduceren van deze leefwerelden door witte scheppende kunstenaars heeft een sterke traditie in het westen, hoe evalueer je dat nu? Zie je evolutie?
De mens is het gewend om kortzichtig te zijn. Dat is ook nodig, een kort geheugen is essentieel om verder te kunnen gaan. Toen de Surinamers in Nederland kwamen, waren er grote problemen. De samenleving was in shock door al die donkere mensen die binnenkwamen. Die tijd is voorbij, ze zijn er, ze zijn geïntegreerd in onze samenleving, ze hebben nieuwe cultuur met zich meegebracht. Ze hebben Adriaan van Dis aan ons gegeven, maar ook Geert Wilders. Ze hebben een enorme culturele bijdrage geleverd aan de Nederlandse muziek, cultuur en literatuur. Deze periode van geweld en massale migratie gaat ook weer voorbij. Over vijftig jaar zullen we een nieuw Brussel hebben, een nieuwe westerse literatuur en misschien wel een president in Nederland die afkomstig is uit Marokko. Wij moeten dood, wij gaan sterven, en dan komt er een generatie die met deze nieuwe realiteit geen problemen heeft. We moeten zeker de realiteit onder ogen komen en misstappen aanpakken. Maar we moeten ook een beetje genieten van deze bijzondere tijden, we moeten genieten van de vreemdelingen die het land binnenkomen, genieten van de angsten die er zijn, want die angsten zijn motoren voor verandering in de samenleving. Die angst is nodig voor Europa, voor Nederland en België. De aanwezigheid van de angst helpt ons naar een nieuw pad voor een nieuwe identiteit, angst is nodig, soms is hij zelf poëtisch en mooi.

Ik schaam me dat zoveel Nederlandse collega-schrijvers zo een grote mond opzetten dat ze alles gelezen hebben, maar de Koran nog nooit hebben aangeraakt

In een lezing zei je ooit: “Om te weten wie je bent, moet je weten wie de andere is.” Niet veel later, in dezelfde lezing, wond je je op omdat jij, als migrerende schrijver uit Iran, de voornaamste literatuur uit het westen gelezen had, waaronder ook de Bijbel. En dan kom je hier en zie je dat schrijvers en journalisten die schrijven over de islam, nog nooit een Koran hebben opengeslagen. Kunnen ze dat dan wel doen, als ze hun personages misschien niet begrijpen, of erger nog, niet voldoende hebben gedaan om hen te begrijpen?
Ik zei het al, het is een periode waarin België en Europa een nieuwe identiteit aan het krijgen zijn. Maar niet enkel de migranten die nu binnenkomen zullen dit veranderen, wij moeten ook veranderd worden. Dat hoeft niet, maar als je ervan wilt genieten moet je weten wie ze zijn, waar ze vandaan komen, wat voor boeken ze met zich meebrengen, wat ze gelezen hebben. Dat is niet alleen nodig om met ‘de ander’ kennis te maken, het is om mee te groeien en te werken aan die nieuwe identiteit. Ik schaam me dat zoveel Nederlandse collega schrijvers zo een grote mond opzetten dat ze alles gelezen hebben maar de Koran nog nooit hebben aangeraakt. De Koran is niet alleen religieus van belang, maar het is een cultureel product. Ze kennen de profeet niet. Oké als je hem wilt haten, maar lees hem, voor jezelf, want je buurman heeft dit boek in huis. Een parlementsvoorzitter van Nederland heeft dat boek thuis, kust dat boek, haalt advies uit dat boek. Het is nu jouw boek geworden. Mensen zouden moeten weten wat het inhoudt, niet iedereen, maar ik verwacht dat de literaire en politieke elite dat wel weten.

Wat ik ook boeiend vond in die lezing van Lionel Schriver is dat ze heel kwaad is over enerzijds een diverse cast moeten opvoeren omdat dat anders niet politiek correct is en anderzijds dat je ook kritiek krijgt als je die personages opvoert en dat mensen uit de minderheden zich niet correct gerepresenteerd voelen. Ze zegt in se dat ze niets goed kan doen. Is dat teveel gevraagd van een schrijver?
Het wordt nep en cliché als je het onderwerp niet kent en een schrijver zich in een specifiek veld beweegt. De personages moeten in jouw lichaam zitten, anders is het vals. Als je als schrijver over je Afrikaanse buren schrijft, dan is dat mooi. Zelfs al is je inzicht kort en beperkt, het is jouw visie. Maar als je over een fictief zwart iemand schrijft, dan lijkt dat nergens naar.

Het wringt wel, het doet mij vaak denken aan boeken zoals Black Venus. Jef Geeraerts, die wordt gevierd als een fantastische schrijver …
Dat mag.

Inderdaad, maar zijn werkelijkheid die hij schetst, is voor mij …
Die is vals. Maar dat is wat het is. Nu moet jij je eigen boeken schrijven, je kan ze niet stoppen, jij en anderen moeten met jullie eigen boeken komen. Je kan en mag ze niet stopzetten, dat is censuur en dat is verboden. Hij was vrij. En dat is zijn recht. Misschien kan je daarmee beter slapen. (lacht)

Dat is het werk van de literatuur, om jou te bevrijden, pijn aan jou tonen, er je zelfs van laten genieten en verder gaan

Er zit veel autobiografie in je werk, maar je overstijgt het. Hoe bevrijd jij je uit de dwang van authenticiteit en herinnering? Is dat wat een goed schrijver maakt?
Autobiografie is geen literatuur. Op deze vraag heb ik een goed antwoord leren geven. Neem de piramiden in Egypte. Dat zijn kunstwerken, maar ze zijn gebaseerd op stenen. Die stenen zijn de autobiografie van een berg die dertig kilometer verder staat. Die stenen zijn gezaagd uit die berg. Ze zijn nadien op kunstmatige manier op elkaar gezet. Dat is een kunstwerk. Kunst zonder autobiografie bestaat niet, wat je ook beschrijft, het is autobiografisch, maar je zet het zodanig in elkaar dat je er kunst van maakt. Het stijgt boven de realiteit uit. En dan geef je je eigen realiteit. Aan die stenen is een nieuwe identiteit gegeven, door de makers, door de koningen die eronder begraven liggen, de slaven die er hun leven voor gegeven hebben.

Er is een tendens om politiek of autobiografisch werk van schrijvers in het Westen die uit culturele of etnische minderheden komen, af te doen als minderwaardig. Alsof ze een abstractie missen die een Hugo Claus wél heeft in zijn werken, wat voor mij toch ook echt politieke werken zijn.
Neem de boeken van Toni Morrisson. Je kan alle verschrikkelijke dingen die zwarten hebben meegemaakt, op papier zetten. Die dingen weten we. Maar een goede schrijver zoals zij kan de dingen zo in elkaar zetten dat een lezer het dragen kan, ervan kan genieten. Anders blijf je enkel in de slavernij steken. Dat is het werk van de literatuur, om jou te bevrijden, pijn aan jou tonen, er je zelfs van laten genieten en verder gaan. Als je The Beloved (1987) van Tony Morisson leest, lees je over de meest pijnlijke dingen uit de slavernij. Maar je geniet ervan, je geniet van de realiteit die ze heeft gemaakt. Dat is literatuur.

Heleen Debeuckelaere (1989) is schrijfster en historica. Ze publiceerde in De Standaard, voor deBuren en droeg bij aan verschillende verzamelde werken. Ze is betrokken in de vzw Metissen van België en het videoplatform Black speaks Back.
Contact: heleendebeuckelaere@gmail.com.

Dit interview is gepubliceerd in Neerlandia, jaargang 121, 2017, nummer 3.
Bekijk de inhoud van dit nummer.

Naar boven