Hand in hand in het voetbal
ANV-colloquium opent perspectieven voor BeNeLiga
Auteur: François Colin
Als student las ik ’s morgens de Volkskrant, Vrij Nederland en de Haagse Post. Ik keek ’s avonds naar Mies Bouwman, Koot en Bie, dweepte met Neerlands Hoop in Bange Dagen (voor de jongere lezers: Freek de Jonge en Bram Vermeulen) en was helemaal weg van het voetbal van Ajax en Johan Cruijff. Mijn journalistieke helden waren Jan Wauters (VRT, toen nog BRT, radio) en Ben de Graaf (de Volkskrant).
In 1982 verscheen mijn eerste voetbalboek, De Gouden Voetbalgids, dat ik samen met mijn Nederlandse collega Lex Muller schreef. Toen ik tien jaar geleden besloot woordvoerder te worden van de Belgisch-Nederlandse duokandidatuur voor de organisatie van het WK voetbal in 2018, was de samenwerking met onze noorderburen doorslaggevend. Ik heb altijd geloofd dat de Lage Landen samen sterker zijn. Net zoals ik er overigens van overtuigd ben dat Vlamingen en Walen samen ook sterker zijn. Evenals in een huwelijk is het immers belangrijker elkaar aan te vullen dan over alles hetzelfde te denken.
Dat geldt zeker ook in het voetbal. Ook al vergaat het Oranje de laatste jaren iets minder. Wij Belgen hebben echter geen enkele reden om dezer dagen lacherig te doen over het Nederlandse voetbal. Als onze jeugdopleiding het de laatste tien jaar zo goed doet, is dat omdat we de trainingsmethodes van de Nederlanders hebben overgenomen.
Bijna de helft van onze Rode Duivels danken we aan de Nederlanders
Laten we ook niet vergeten dat Jan Vertonghen, Toby Alderweireld, Moussa Dembélé en Thomas Vermaelen het belangrijkste deel van hun opleiding boven de Moerdijk gekregen hebben en dat Dries Mertens in eigen land afgeschreven was en slechts dankzij de Nederlandse Eerste Divisie weer boven water kwam. Bijna de helft van onze Rode Duivels danken we aan de Nederlanders.
Het toont bovenal aan dat samenwerking loont. Daarom geloof ik dat ook onze clubs zouden moeten samenwerken. In het moderne voetbal bepalen de vijf grote voetballanden (Duitsland, Engeland, Frankrijk, Italië en Spanje) alles, omdat ze in een veel grotere markt voetballen dan de andere landen en dus veel meer inkomsten hebben uit sponsoring en tv-rechten. Samen zijn België en Nederland nog altijd een flink stuk kleiner, maar met zo’n 27 miljoen mensen schuif je aardig op in de richting van de groten.
Een BeNeLiga zou een stap in de goede richting zijn. In België wordt Michel Verschueren, de voormalige algemeen manager van Anderlecht, als de geestelijke vader van het idee beschouwd. Hij zag in een gezamenlijke competitie een antwoord op het Bosmanarrest van december 1995, waardoor buitenlandse topclubs de mogelijkheid kregen al onze toptalenten weg te plukken.
Mister Michel presenteerde zijn plannen in de herfst van 1996 in de Kuip aan de vooravond van een Derby der Lage Landen. Ik had hem uitgenodigd dat te doen op de presentatie van De Grote Voetbalencyclopedie, een nieuw boek dat ik samen met Lex Muller had gemaakt. Ik had zelf al de creatie van een BeNeLiga bepleit in Eeuwige amateurs, een boek over de honderdjarige geschiedenis van de Belgische voetbalbond uit de lente van 1995, en was daarom maar wat blij dat Verschueren in dezelfde richting dacht.
Ik was dus de eerste die in België over zo’n opzet begon, maar er is weinig reden om een hoge borst op te zetten. Harry van Raaij, de toenmalige voorzitter van PSV, liep al een tijdje met het voorstel rond en de allereerste die erover sprak, was een van zijn voorgangers, Jacques Ruts. Althans, dat dacht ik, maar de Brusselse historicus Kurt Deswert meldde mij onlangs dat hij een studie van 1949 teruggevonden had waarin al gewaagd werd van een duocompetitie in beide landen.
Dat Verschueren geen gehoor vond, had vooral met Nederland te maken. Het Nederlandse voetbal vond dat België geen meerwaarde had. De stadions waren er verouderd, de clubs waren er niet sterk genoeg, het voetbal was er onvoldoende aantrekkelijk. De meeste Belgische clubs hebben inmiddels echter werk gemaakt van hun infrastructuur en doen het de laatste jaren in de Europese bekers beter dan de Nederlandse clubs. België heeft Nederland dan ook ingehaald op de UEFA Club Ranking. Een BeNeLiga wordt echter door velen als een gepasseerd station gezien. Het hielp ook niet dat de Belgisch-Nederlandse competitie in het vrouwenvoetbal al na een paar jaar op de klippen liep.
Hij was meer dan aangenaam verrast door de cijfers die voorgesteld werden.
Ik was dan ook aangenaam verrast dat het Algemeen-Nederlands Verbond het idee weer nieuw leven inblies door een colloquium aan het onderwerp te besteden. Elke week een Derby der Lage Landen? luidde de titel van het colloquium. Waarom niet? Het aantal topwedstrijden zou toenemen zonder dat de clubs minstens vier keer per seizoen tegen elkaar uitkomen, waardoor het unieke karakter afbrokkelt. Een interessantere competitie met hogere inkomsten vergroot bovendien de kans dat jonge spelers langer in eigen land blijven. Omdat er meer te verdienen valt, het niveau en de sportieve uitstraling toeneemt.

Voldoende redenen dus om eens te gaan luisteren in Melsbroek. De zaterdagnamiddag begon met een uiteenzetting van professor Bart Vanreusel, die de maatschappelijke context van de sport in Nederland en België schetste. Nadien bracht Thomas Peeters, een Vlaming die aan de Erasmus School of Economics in Rotterdam werkt, een interessante presentatie over de economische zin of onzin van een BeNeLiga. De econoom maakte met grafieken duidelijk hoe de vijf grote Europese competities in de voorbije twintig jaar qua inkomsten wegliepen van de kleinere landen. Hij kon slechts concluderen dat de Eredivisie en onze Jupiler League niet meer of minder voorstellen dan de tweede klasse van een van de vijf grote landen.
Peeters sloot niet uit dat de gezamenlijke inkomsten van een BeNeliga kunnen uitgroeien tot één miljard euro, ruim het dubbele van nu. “Maar dan ben je nog altijd slechts het kleine broertje van de grote jongens”, en zo leek hij eventuele plannen voor een BeNeLiga te willen begraven.
Presentatie Thomas Peeters: Is een BeNeLiga economisch zinvol?
Nadien ging een panelgesprek van start met Piet den Boer, de gewezen spits van KV Mechelen, die na zijn voetballoopbaan in België bleef wonen; Piet Moons, voorzitter van de handbalbond; Willem Vissers, sportjournalist bij de Volkskrant; Jacco Swart, directeur van de NV Eredivisie; en Ivan De Witte, voorzitter van AA Gent. Al snel kregen we de indruk dat een BeNeLiga nog niet aan de orde is. Jacco Swart en Ivan De Witte zien het alvast de eerste tien jaar niet gerealiseerd worden. De ogen van De Witte gingen nochtans even twinkelen tijdens het betoog van Thomas Peeters. Hij was meer dan aangenaam verrast door de cijfers die voorgesteld werden.
De cijfers van Thomas Peeters verdienen om economische redenen enige aandacht. Het zou immers betekenen dat het gemiddelde budget van een club uit zo’n BeNe-liga 40 à 50 miljoen euro zou bedragen. Een cijfer dat een Belgische topclub alleen haalt bij deelneming aan de Champions League en het tienvoudige van de jaarinkomsten van een club uit de kelder van de Jupiler League vandaag. Ook voor Nederlandse verenigingen zou het een stap vooruit betekenen.
Er zijn, behalve economische argumenten, echter ook sportieve argumenten om een huwelijk met de Nederlanders te overwegen. Nagenoeg alle voetbalinsiders zijn ervan overtuigd dat er over tien jaar een gesloten Europese competitie bestaat. Zoals de kaarten nu liggen, zal dat een verzameling zijn van clubs uit de vijf grote voetballanden. Engelse, Spaanse, Duitse, Franse en Italiaanse topclubs zitten niet te wachten op teams uit Scandinavië, Zwitserland, Slovakije, Estland, België of Nederland. Een competitie van de Lage Landen zou hen misschien op andere ideeën kunnen brengen. Een markt van bijna dertig miljoen mensen en met traditieclubs als Ajax, Feyenoord, PSV, Anderlecht, Club Brugge en Standard is niet niks. Vooral als deze clubs – zoals nu – weer goede sier maken in de Europa League.
Stof dus om over na te denken. Vooral voor de Eredivisie, die overweegt het Belgische play-offsysteem, met zijn gehalveerde punten in de slotfase, over te nemen. De Belgische clubs zijn in de UEFA Ranking immers over Nederland gesprongen. Anderlecht en Racing Genk bliezen echter hun laatste adem uit in de Europa League na het succesrijkste seizoen in meer dan twintig jaar, terwijl Ajax nog vrolijk doorging. Om de verwarring compleet te maken, is het Nederlandse competitieslot ook nog eens spannender dan dat in de Jupiler League, en dat zonder de punten te halveren. De les van Melsbroek zou dus kunnen zijn dat het Nederlandse voetbal het Belgische helemaal niet hoeft na te bootsen, maar dat samenwerking vruchtbaar kan zijn zowel voor de leden van de Eredivisie als voor die van de Belgische Jupiler League.
Op 22 april 2017 hield de afdeling Vlaanderen van het ANV in Melsbroek het colloquium ‘Elke week Derby der Lage Landen?’ over de voors en tegens van Vlaams-Nederlandse sportcompetities.
François Colin was achtereenvolgens rubriekleider voetbal, chef sport en senior writer voor Het Nieuwsblad en De Standaard. Na zijn pensionering werd hij columnist vooor Sport/Voetbalmagazine.
Contact: frcolin@skynet.be
Dit artikel is gepubliceerd in Neerlandia, jaargang 121, 2017, nummer 2.