Eerst nog dit …

Lerarentekort

Peter Debrabandere
Hoofdredacteur

Het lerarentekort is een probleem dat ons al jaren zorgen baart. Tien jaar geleden was de toestand in Nederland al kritiek en sinds enkele jaren kampt ook Vlaanderen met een nijpend lerarentekort. We zijn niet alleen, want ook de ons omringende landen kampen met een tekort aan leraren. Veel landen hebben overigens ook af te rekenen met personeelstekort in heel wat andere sectoren: de zorgsector, de bouwsector, het openbaar vervoer, de horeca, defensie en de ICT-sector. 

Het lerarentekort wordt op allerlei mogelijke manieren aangepakt. Zijinstromers kunnen het tekort aan leraren gedeeltelijk aanvullen. Er worden verkorte opleidingstrajecten georganiseerd (overigens niet alleen in de lerarenopleiding), waardoor studenten enerzijds op basis van eerder verworven kwalificaties (EVK’s) vrijstellingen kunnen krijgen voor vakken waarvoor ze tijdens een eerder gevolgde opleiding geslaagd waren, en anderzijds op basis van eerder verworven competenties (EVC’s) vrijstellingen kunnen krijgen voor vakken waarin ze gedurende meerdere jaren op de arbeidsmarkt (buiten het onderwijs dus) expertise opgedaan hebben. Diploma-eisen worden afgezwakt, zodat je ook met een diploma voor fysica of geschiedenis de taak van leraar Nederlands toebedeeld kunt krijgen. En zelfs een diploma is op den duur niet meer nodig: liever een leraar voor de klas die niet tot leraar opgeleid is, dan helemaal niemand voor de klas. Er wordt overwogen of een salarisverhoging het lerarenberoep aantrekkelijker kan maken. Men vraagt zich af of de vlakke loopbaan niet de oorzaak is van de matige interesse voor het beroep van leraar. Daaruit is in Vlaanderen onlangs het idee van de leraar-specialist gegroeid: directies kunnen in hun korps leraren met ervaring of een bepaalde expertise tot leraar-specialist bevorderen en daarmee een salarisbonus bezorgen. Maar op de werkvloer valt het niet in goede aarde. 

Het zijn maatregelen die wat kunnen helpen, maar die het probleem niet oplossen. Het is zelfs maar zeer de vraag of ze de kwaliteit van het onderwijs ten goede komen. Zijn er dan andere maatregelen mogelijk? Lang geleden had je in een school een directeur, veel leraren en wat administratief en technisch personeel. Daar zijn in de loop van de voorbije decennia heel wat functies bij gecreëerd in het middenkader, tussen de directie en de leraar in: zorgcoördinatoren, studiebegeleiders, trajectbegeleiders, stagecoördinatoren, ombudspersonen, onderwijscoaches, ICT-coördinatoren, beleidsmedewerkers … Het onderwijs heeft namelijk nogal wat personeel nodig om allerlei taken uit te voeren die er vroeger niet waren. In onze hypergeïndividualiseerde en -geflexibiliseerde wereld is er personeel nodig om de hele communicatie en administratie te verzorgen met betrekking tot voorzieningen voor leerlingen en studenten met zorgbehoeften, het toekennen van vrijstellingen op basis van EVK’s en EVC’s, het juridisch sluitend maken van beslissingsprocedures en evaluatiesystemen, het bijhouden van de leervoortgang en studievoortgang van elke afzonderlijke leerling en student, enzovoort. Het personeel dat daarvoor ingezet wordt, is vaak personeel met een didactisch diploma: leraren dus, die eigenlijk net zo goed les zouden kunnen geven. Eigenlijk is er geen lerarentekort. De leraren staan jammer genoeg niet allemaal voor de klas. 

Dit artikel werd gepubliceerd in Neerlandia 2023-3. Bekijk de inhoud van dit nummer.

Naar boven