Afrikaans: een huis met vele woningen

Ingrid Glorie 

Dat binnenkort de vijfde editie van het Festival voor het Afrikaans plaatsvindt, is een mooie aanleiding om weer eens te kijken naar recente ontwikkelingen rond het Afrikaans, zoals de lancering van een groot onderzoeksproject naar de variëteiten van deze taal en het besluit van de Taalkommissie van de SA Akademie om zich te distantiëren van de term Standaardafrikaans. 

Vissers bij Hermanus | Foto Elize Zorgman

Het Afrikaans is een van de twaalf officiële talen van Zuid-Afrika. U leest het goed: twaalf officiële talen, en niet elf, zoals sinds de invoering van de nieuwe grondwet in 1996 het geval was. Op 19 juli 2023 heeft president Cyril Ramaphosa een amendement ondertekend dat Zuid-Afrikaanse gebarentaal de status van twaalfde officiële landstaal geeft. Daarmee is Zuid-Afrika het vierde land ter wereld waar de nationale gebarentaal niet alleen erkend wordt, maar ook ambtelijke status heeft. En dat is goed nieuws, want de gebruikers van gebarentaal kunnen er zekere rechten aan ontlenen. Voor de overheid is het een aansporing om faciliteiten te creëren die het voor dove en slechthorende mensen makkelijker maken deel te nemen aan het openbare leven. 

Van Standaardafrikaans naar algemene Afrikaans 
Op 23 juni 2023 verklaarde de Taalkommissie van de Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kuns dat het voortaan de voorkeur geeft aan de term geskrewe, algemene Afrikaans boven Standaardafrikaans. De Taalkommissie gebruikte Standaardafrikaans tot dusver met name in verband met de Afrikaanse woordelys en spelreëls (AWS), een naslagwerk dat lijkt op het Nederlandse Groene Boekje.  

De Taalkommissie is ruim tien jaar geleden afgestapt van een normatieve opvatting van het Standaardafrikaans. De manier waarop het Afrikaans in de AWS beschreven wordt, is niet prescriptief, maar descriptief. Helaas is de commissie er nooit in geslaagd de gewone taalgebruiker daarvan te overtuigen.  

Het Standaardafrikaans wordt ook nog vaak beschouwd als ‘wit’ Afrikaans, en als een variëteit die doelbewust andere variëteiten uitsluit 

“Het is gebleken dat de manier waarop wij als Taalkommissie de term opvatten, verschilt van de manier waarop de meeste mensen hem opvatten”, verduidelijkt Suléne Pilon, voorzitter van de Taalkommissie, in het radioprogramma Taaldinge (RSG, 25 juni). Ze vertelt dat de Taalkommissie onderzoek heeft gedaan naar wat de term Standaardafrikaans voor de gemiddelde Afrikaanssprekende betekent. “Mensen beschouwen het als ‘beschaafd Afrikaans’ of ‘de correcte vorm van het Afrikaans’, met andere woorden: Afrikaans dat aan zekere normen voldoet, wat zou betekenen dat andere vormen niet aan die norm zouden voldoen”, aldus Pilon. “Het wordt ook wel gezien als een meerwaardige taal, wat zou impliceren dat mensen die een variëteit spreken die sterk van het Standaardafrikaans verschilt, een minderwaardige vorm zouden spreken. Zij kunnen zich minderwaardig gaan voelen, terwijl mensen die een variëteit spreken die meer met het Standaardafrikaans overeenkomt, zich juist meerderwaardig kunnen gaan voelen. Het Standaardafrikaans wordt ook nog vaak beschouwd als ‘wit’ Afrikaans, en als een variëteit die doelbewust andere variëteiten uitsluit. Tot slot wordt vaak gedacht dat het Standaardafrikaans een taal is die door de Taalkommissie bedacht wordt, waarna de regels aan de gewone taalgebruikers opgedrongen worden.” 

Deze onbedoelde, maar hardnekkige associaties hebben de Taalkommissie doen besluiten afstand te doen van de term Standaardafrikaans. In het vervolg zal de commissie dus de term (geskrewe) algemene Afrikaans gebruiken. Daarmee sluit de commissie aan bij ontwikkelingen elders in de Afrikaanse taalkunde, waar ook steeds vaker van algemene Afrikaans gesproken wordt, en overigens ook bij een ontwikkeling in de Nederlandse taalkunde in de jaren zeventig, toen Algemeen Beschaafd Nederlands (het zogenaamde ABN) plaatsmaakte voor Algemeen Nederlands. Vandaag wordt daarentegen meestal Standaardnederlands gebruikt.  

In hetzelfde interview in Taaldinge benadrukt Pilon dat de naamsverandering niet slechts een cosmetische ingreep is. De Taalkommissie wil ook zo snel mogelijk beginnen een nieuw, gevarieerder tekstcorpus samen te stellen, dat dan voortaan gebruikt kan worden als basis van de AWS. Een belangrijk criterium voor deze teksten is dat ze ergens gepubliceerd zijn, bijvoorbeeld in een boek, een krant, een tijdschrift of online. De Taalkommissie gebruikt hiervoor de term geredigeerd; het zijn dus geen strikt individuele uitingen.  

Het bestaande corpus is al vijftien jaar oud en stemt niet meer overeen met het hedendaagse geschreven Afrikaans. Volgens de Taalkommissie moet het corpus zo representatief mogelijk zijn en naast bronnen in het Standaardafrikaans ook bronnen in de verschillende variëteiten én specifiek jargon als rechtstaal en geloofstaal bevatten. Doordat het corpus doorzocht wordt met behulp van computertechnologie, zorgen de logaritmes ervoor dat alleen hoogfrequente woorden en zegswijzen volgens de juiste verhoudingen boven komen drijven. Ook worden woorden die alleen in een bepaalde variëteit of in een specifiek vakgebied voorkomen, als zodanig gelabeld. Dan is het duidelijk dat zo’n woord niet algemeen voorkomt, maar bijvoorbeeld afkomstig is uit het Griekwa-Afrikaans of juridisch taalgebruik.  

“Mensen die discrimineren tegen variëteitsprekers doen het Afrikaans schade” 

Om het corpus werkelijk representatief te maken, is het belangrijk dat er zoveel mogelijk teksten beschikbaar gesteld worden. Uitgeverijen zijn daar soms huiverig voor, omdat ze bang zijn voor schending van het kopierecht. Maar, verzekert Pilon, de teksten worden uitsluitend gebruikt voor wetenschappelijke doeleinden, en bij dit type onderzoek levert een zoekopdracht geen volledige teksten op, maar slechts losse woorden of frasen. De vrees dat teksten onrechtmatig verspreid kunnen worden, is volgens haar dan ook ongegrond. 

Vissers bij Paternoster | Foto Elize Zorgman 

Tot slot wil Pilon de zorg wegnemen dat deze herziening van de AWS zou betekenen dat het kind met het badwater wordt weggegooid. De Taalkommissie, verzekert ze, respecteert het werk dat door voorgaande generaties taalkundigen is verricht, en bouwt hier organisch op voort. Het is van alle tijden dat terminologie verandert en dat woorden opkomen en verdwijnen. Wat telt, is dat het corpus zo eerlijk mogelijk is, want dat is de informatie waarop de Taalkommissie haar beschrijvingen baseert. 

Taalvariatie in kaart gebracht 
Kort na de aankondiging van de Taalkommissie over het afschaffen van de term standaardtaal kwam een andere taalorganisatie, de Afrikaanse Taalraad (ATR), ook met interessant nieuws. Begin juli werd namelijk ProVARIA gelanceerd, ofwel het Projek oor Variasie in Afrikaans. Dit project heeft tot doel het bestaande taalkundig onderzoek naar de variëteiten van het Afrikaans in kaart te brengen, hiaten te identificeren en nieuw onderzoek op te starten. In deze beginfase wordt het project geleid door de eminente taalkundige Wannie Carstens, emeritus-hoogleraar aan de Potchefstroomcampus van de Noordwes-Universiteit, die het nu al als een van de hoogtepunten van zijn carrière beschouwt. ProVARIA zal naar verwachting een looptijd hebben van twintig jaar.  

Tijdens een volgende aflevering van Taaldinge, op 30 juli 2023, zaten Carstens en Conrad Steenkamp, directeur van de ATR, in de studio om uitleg te geven. 

Volgens Steenkamp raken steeds meer Afrikaanssprekenden ervan overtuigd dat de variëteiten van het Afrikaans belangrijk zijn. “Respect voor het Afrikaans in al zijn verschijningsvormen is wezenlijk voor de overlevingskansen van de taal op de lange termijn”, stelt hij. “Als iemand het gevoel krijgt dat zijn manier om Afrikaans te spreken, minderwaardig zou zijn, doen we afbreuk aan het Afrikaans als geheel. Het Afrikaans is de optelsom van al zijn variëteiten.” 

“De ene variëteit is dus niet belangrijker dan de andere. Dat is de fout die jarenlang is gemaakt”

Steenkamp vertelt dat het verschil tussen Standaardafrikaans en het Afrikaans dat thuis gebruikt wordt, o der meer problemen kan veroorzaken in het onderwijs, waar het zelfs tot schooluitval kan leiden. Er moet dus onderzocht worden hoe variëteiten van het Afrikaans tijdens de les ingezet kunnen worden om het onderwijs te ondersteunen en het leren makkelijker te maken. “Een voorwaarde om dit te kunnen doen, is dat er meer kennis over de variëteiten opgebouwd wordt”, zegt Steenkamp. “Er is bijvoorbeeld nog onvoldoende kennis over de taalkundige afbakening en geografische spreiding van de variëteiten, en ook over hoe variëteiten op scholen en in de samenleving in het algemeen functioneren. Daarom is meer onderzoek noodzakelijk.” 

“We reageren dus op vragen die op dit moment binnen de taalgemeenschap leven”, bevestigt Carstens. Een maand later is hij nog steeds hoorbaar opgetogen over een bijeenkomst, begin juli, van meer dan twintig taalkundigen van veertien verschillende Zuid-Afrikaanse universiteiten ten burele van het Woordeboek van die Afrikaanse Taal (WAT) in Stellenbosch. Om zoveel taalkundigen uit het hele land bij elkaar te hebben, verenigd rond een enkel thema, was volgens Carstens een unieke gebeurtenis. 

“Het Afrikaans is een huis met vele woningen”, citeert hij de in 2006 overleden taalkundige Tony Links, “en dit is het Afrikaans dat wij voor het nageslacht willen documenteren. De variëteiten van het Afrikaans zijn nog onvoldoende onderzocht. Er bestaat slechts een handjevol artikelen en masterscripties over, en hier en daar een boek. De laatste uitvoerige studie, Hans du Plessis’ Variasietaalkunde, dateert alweer uit 1995. Dus dit is voor ons, taalkundigen, een interessant onderwerp, en al doende verrichten we nuttig werk voor de ATR. We bieden de ATR academisch onderbouwde antwoorden die vervolgens gebruikt kunnen worden voor toekomstig taalbeleid.” 

Carstens is vooral verheugd dat er tijdens de bijeenkomst in Stellenbosch zoveel jonge onderzoekers aanwezig waren. Carstens en twee andere oudere collega’s – alle drie al dik in de zeventig – gebruikten de gelegenheid om zoveel mogelijk kennis en ervaring over te dragen. Hierna moet de nieuwe generatie het stokje overnemen.  

“Het wordt een project van lange adem”, waarschuwt Carstens. “Er is nog veel terminologische onzekerheid. Als er nog een paar congressen nodig zijn om die vragen te beantwoorden, doen we dat, en we gaan ook ons licht opsteken bij andere talen. Ik voorspel dat hier een lange reeks boeken uit zal voortkomen. Maar de jonge generatie vindt het beter om dingen op internet te zetten. Gelukkig heeft het Virtuele Instituut vir Afrikaans (VivA) aangeboden dat we hun digitale platform mogen gebruiken. Die infrastructuur bestaat al, en daar gaan we dan ook gebruik van maken. Binnenkort kan iedereen daar de eerste informatie vinden.” 

Een online platform kan helpen om jonge docenten, promovendi en masterstudenten inzicht te geven wat er al gedaan is en waar iedereen mee bezig is, verwacht Steenkamp. Daardoor kan onderzoek beter op elkaar afgestemd worden. “Het wordt een dynamisch proces”, voorspelt hij, “maar ook meer systematisch dan de afgelopen decades het geval is geweest.” 

“We zullen twee of drie jaar nodig hebben om helderheid te krijgen over de terminologie”, denkt Carstens alweer verder. “Daarna kunnen we een lijst maken van wat er nog gedaan moet worden, en onderzoeksonderwerpen prioriteren. Het wordt bijvoorbeeld tijd dat iemand onderzoek gaat doen naar het Afrikaans dat in Namibië gesproken wordt. Een prachtig onderwerp voor een proefschrift! En er bestaat een recente studie naar het Gariep-Afrikaans, maar de laatste studie naar het Afrikaans van Namakwaland of van het Griekwa-Afrikaans is alweer heel oud.”  

Het wordt bijvoorbeeld tijd dat iemand onderzoek gaat doen naar het Afrikaans dat in Namibië gesproken wordt 

Steenkamp en Carstens zijn dankbaar voor de hulp die uit verschillende hoeken wordt aangeboden. Naast WAT en VivA is de Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kuns een belangrijke partner. De Akademie stelt namelijk onderzoeksbeurzen beschikbaar. Ook de ATKV en het Afrikaanse Taalmuseum in Paarl willen meedoen. Alle partijen lijken overtuigd van het belang van dit project, stelt Carstens tevreden vast.  

ProVARIA wil alle variëteiten op gelijk niveau benaderen. “In de taalkunde heet dat gelykevlakperspektief, een term van Frank Hendricks van de Universiteit van Wes-Kaapland, gebaseerd op het werk van de Zuid-Afrikaanse taalkundige Vic Webb uit de jaren tachtig”, verduidelijkt Carstens. “Alle variëteiten hebben gelijk aanzien, maar alle variëteiten concentreren zich ook op een specifieke gebruikscontext. De ene variëteit is dus niet belangrijker dan de andere. Dat is de fout die jarenlang is gemaakt. Er is lang gedacht dat het Standaardafrikaans belangrijker zou zijn dan andere variëteiten, maar dat is niet waar. Het Standaardafrikaans heeft een andere functie, waardoor hij meer algemeen gebruikt wordt dan de andere. Maar dat maakt het niet belangrijker. Daarom staan het Kaapse Afrikaans, het Bolandse Afrikaans, het Gautengse Afrikaans en welke andere vorm van Afrikaans ook op precies hetzelfde niveau.” 

“We willen tegen iedereen zeggen: houd op om dialectsprekers te discrimineren!”, laat hij er gepassioneerd op volgen. “Alle mensen hebben het democratische recht hun variëteit te gebruiken waar ze maar willen.” 

“Mensen die discrimineren tegen variëteitsprekers, doen het Afrikaans schade”, zegt ook Steenkamp. “Als je de waarde van een variëteit aantast, ondergraaf je het culturele zelfvertrouwen van mensen. En dat draagt ertoe bij dat mensen dan maar liever Engels spreken. Een gelijkwaardige benadering is van levensbelang voor het Afrikaans. De stigmatisering van variëteitsprekers moet alsjeblieft ophouden.”  

Carstens: “Er is sprake van voortschrijdend inzicht, ook in de taalkunde. Laten we ophouden elkaar te betichten en laten we elkaar de ruimte geven om onze taal volledig uit te leven.” 

Wat ProVARIA betreft, staan de taalkundigen nog maar aan het begin. Maar daardoor laat Carstens zich niet afschrikken. “Je weet toch hoe een mens een olifant eet”, lacht hij, een bekend Afrikaans gezegd gebruikend. “Happie vir happie!” 

Ingrid Glorie is freelance journalist, vertaler en programmamaker. 
Contact: ingridglorie@kpnmail.nl 

Dit artikel werd gepubliceerd in Neerlandia 2023-3. Bekijk de inhoud van dit nummer.

Naar boven