De drijvende kracht achter het tijdschrift Onze Taal
Interview met Kees van der Zwan
Het is een woensdagmiddag als ik, tot mijn grote opluchting, het kantoor met airco binnentreed. De hittegolf zorgt voor een onverdraagbare warmte en dorst. Het raam naast het eerste bureau heeft uitzicht op het koninklijk paleis Noordeinde, een van de mooiste stukjes van Den Haag. “Ah daar ben je, de bel is hier altijd ingewikkeld.” Met een vriendelijke glimlach vraagt hij of ik iets wil drinken. Kees van der Zwan, eindredacteur van het magazine Onze Taal, draagt een nette blauwe blouse en in zijn grijsblonde haar zit een vriendelijke slag. Hij geeft me een glas water aan. “Dank u” zeg ik. “Zeg maar je hoor, graag zelfs” en we gaan aan een van de tafels zitten.
Isidore van Westing
Het Genootschap Onze taal wordt in 1931 opgericht en in 1932 verschijnt de eerste editie van het tijdschrift. Een groep van dertig taalpuristen maakt zich zorgen over het groeiende aantal Duitse woorden in het Nederlands en Onze Taal moet het Nederlands beschermen. Vanaf de jaren vijftig gaat het in Onze Taal steeds vaker over allerlei andere aspecten van het Nederlands. In de jaren tachtig is dan de bekende Taaladviesdienst opgericht en sinds 1987 adviseert Onze Taal over het taalgebruik van de Nederlandse troonrede. In 1997 komt daar een website bij met taaladviezen, taalnieuws en dossiers over taalkwesties. Inmiddels is er ook een digitale versie van het tijdschrift.
Van der Zwan is al ruim 25 jaar werkzaam bij het blad van Onze Taal en de drijvende kracht achter iedere editie. “Mijn fascinatie met taal begon toen ik rond de veertien jaar was en voor het eerst Willem Frederik Hermans las”, vertelt hij. “Ik raakte in no time totaal verslingerd aan Hermans en las zijn hele oeuvre.” Van der Zwan (1956) werd betoverd door de kracht van taal en las als puber uiteindelijk meerdere boeken per week. In combinatie met een Nederlands docent die hem bleef uitdagen, zorgde dat er uiteindelijk voor dat hij Nederlands ging studeren. Van der Zwan was student in zijn geboortestad Den Haag, tegelijkertijd werkte hij in het boekenvak. “Daarna heb ik mijn doctoraal gehaald in Nijmegen en in 1995 begon ik bij Onze Taal.”
“Aan alles zit een talige kant en niks is zo leuk als daar een tijdschrift over te maken”
Op de website van de organisatie schrijft van der Zwan: Aan alles zit een talige kant en niks is zo leuk als daar een tijdschrift over te maken. Als ik vraag wat hij daarmee bedoelt, leeft hij op: “Ieder onderwerp, iedere kwestie, daar zit een talige kant aan die interessant is en die leuk is om over te schrijven. Ik heb geschreven over dingen als de taal van popmuziek en de taal van voetbal, en interviews gehouden over literaire taal. Je kan je verbazen over waar allemaal talige kanten aan zitten: makelaardij (nummer 6, 2022), kunst, digitale media, politiek, vogelgeluiden, je kunt het niet zo gek bedenken of het heeft een talig aspect dat belangrijk blijkt te zijn.” Volgens Van der Zwan is taal daarbij een van de belangrijkste dingen die er zijn, en om dat te beargumenteren, gebruikt hij het volgende scenario als voorbeeld: “Als ik zeg dat je mag kiezen tussen een vinger missen of je taalvermogen, wat kies je dan?” Extreem, maar wel effectief: zijn punt is meteen duidelijk. “Zonder taal raak je je communicatievermogen vrijwel volledig kwijt.”
Een man die zo veelzijdig naar taal kan kijken, zal niet snel onder de indruk zijn van een schrijver, hoor ik mezelf denken. Ik vraag of er een schrijver is die hem is bijgebleven. “Rob van Essen vind ik een geweldige schrijver, als ik hem lees, denk ik: ieder woord is perfect gekozen en staat op de juiste plek, en zijn schrijfstijl maakt iedere wending in het verhaal geloofwaardig.” Toch is zijn favoriete boek niet van deze schrijver, maar Publieke Werken van Thomas Rosenboom: “Dat boek was voor mij een piekervaring. De manier waarop Rosenboom op een geestige manier iets eigenlijk heel treurigs kan samenbrengen. Ik vond het zo goed, dat ik toen ik aangekomen was op mijn bestemming, op het perron ben blijven zitten om het boek uit te lezen.”
Taal is voor Van der Zwan dus een dagelijkse bezigheid, zowel privé als op het werk. Als eindredacteur zorgt hij ervoor dat de ruim 22.000 leden van Onze Taal iedere editie met plezier lezen. “Mijn werkdag begint altijd met het openen van de mail. Ik redigeer daarna meestal een aantal stukken. Sommige stukken komen binnen als een 6,5 en ik probeer daar dan een 7 of een 8 van te maken. Ik pas het aan, stroomlijn het, zorg dat het niet te lang of niet te kort is en probeer er vooral voor te zorgen dat de lezer zich niet gaat vervelen. De uitdaging is het stuk aan te passen op een manier dat het ervan opknapt, zonder dat de auteur het idee heeft dat je te veel hebt veranderd. Respect hebben voor de auteur is zeer belangrijk.”
“Sommige stukken komen binnen als een 6,5 en ik probeer daar dan een 7 of een 8 van te maken”
De redactie bestaat uit zes redacteuren: inclusief de externe redacteuren, waaronder een redacteur uit Gent, die het Belgische Nederlands moet representeren. Ook al ligt de gemiddelde leeftijd van de redacteuren boven de 40 jaar, toch probeert Onze Taal met medewerking van stagiaires en externe redacteuren de jeugd bij het blad te betrekken. “Het is een groep die soms lastig te bereiken is, maar zowel in het proces als in de onderwerpen worden jongeren gerepresenteerd. Daarnaast staan er artikelen uit het blad online.” Op een van de eerste pagina’s van iedere editie word je toegesproken door Vibeke Roeper, directeur van het overkoepelende genootschap Onze Taal. “Ze spreekt de leden toe die het blad door hun lidmaatschap automatisch ontvangen.” Ze is ook lid van de zeskoppige redactie en staat in nauw contact met de bureauredactie, die uit drie mensen bestaat en grotendeels op het Onze Taal-kantoor werkt.
In zowel de Nederlandse als Vlaamse stukken die worden aangeleverd, wordt gekeken naar het woordgebruik: “Taal is iets waar mensen verschrikkelijk gevoelig voor zijn. Als een woord typisch Nederlands is en een Vlaming dat echt niet kan begrijpen, zoeken we naar een woord dat in beide landen voorkomt. Andersom gebeurt dat ook. Bij politici zorgen we dat we de volledige naam en de partij benoemen, zodat iedere lezer begrijpt wie er bedoeld wordt.” Ondanks dat de Vlamingen nog geen 5% van het ledenaantal uitmaken, is de belangstelling groot om hen bij het blad te betrekken. Zeker de laatste paar jaar: “De animo voor Onze Taal in Vlaanderen is, als je kijkt naar de cijfers, niet heel erg groot, maar we zijn er meer aan gaan doen om Vlaanderen in het blad te betrekken. In de laatste editie was een interview te lezen met de rapper Zwangere Guy, een Belg. En in het volgende nummer staan interviews met Rob van Essen en Lize Spit.”
“Als een woord typisch Nederlands is en een Vlaming dat echt niet kan begrijpen, zoeken we naar een woord dat in beide landen voorkomt. Andersom gebeurt dat ook”
Een paar maanden geleden besloot Onze Taal zowel de vorm als de opzet om te gooien. Het resultaat: minder vaak verschijnen, maar dikkere edities en een frissere vormgeving. “Het blad bestond uit veel rubrieken, waardoor er iets te weinig ruimte was voor redactionele artikelen. Met dikkere nummers kunnen beide naast elkaar bestaan. Toen we inhoudelijk wilden veranderen, zijn we gaan nadenken of er niet meer moest veranderen en zodoende is ook de vormgeving opgefrist.” De ingevingen voor verandering komen soms op de gekste momenten bij iemand op: voor Van der Zwan was het bij thuiskomst van vakantie: “Voordat mijn vakantie begon, had ik nog zo gestrest om de editie af te krijgen. En toen ik ze bij thuiskomst op de deurmat zag liggen en oppakte, dacht ik: is dit het nou? Het papier was slap, je had niet het gevoel dat je echt iets vast had. We wilden dat het blad wat substantiëler werd. Het moet voelen als een cadeautje als het in de brievenbus valt en dat wilden we met onze nieuwe editie nog beter kunnen bereiken.”
Van der Zwan staat open om alle doelgroepen te betrekken. Taal is immers van iedereen. Als ik vraag of hij nog een boodschap heeft voor de lezers, zegt hij eerst enthousiast: “Ja, Vlamingen en Nederlanders, word lid van Onze Taal!” Op een iets serieuzere toon voegt hij eraan toe: “Blijf je verwonderen over taal, blijf ervan genieten en blijf het koesteren als het belangrijkste wat er is.”
“Blijf je verwonderen over taal, blijf ervan genieten en blijf het koesteren als het belangrijkste wat er is”
Isidore van Westing is masterstudent journalistiek aan de Universiteit van Amsterdam. Naast haar studie doet ze freelance werk voor kranten, radio en televisie.
Contact: isidorevanwesting@gmail.com
Dit interview werd gepubliceerd in Neerlandia 2022/3.