Het boekenportaal Suriname
Deel 1 Voorstelling
Het Boekenportaal Suriname is een nieuw initiatief dat de beschikbaarheid van boeken in dit land wil verbeteren. Hoewel het zich primair richt op het bevorderen van het lezen in zijn algemeenheid, kan het initiatief ook van belang zijn voor de positie en de toekomst van het Nederlands. In deze eerste bijdrage wordt de stichting voorgesteld. In een volgende bijdrage wordt ingegaan op de rol die de stichting wil spelen bij het vergroten van de zichtbaarheid van de Surinaamse jeugdliteratuur.
Cees Klapwijk
Het Nederlands in Suriname
Wie zich wil verdiepen in het gebruik van het Nederlands en de andere talen in het veeltalige Suriname (twintig talen op een bevolking van ca. 550.000), kan hiervoor onder andere terecht in het Taalunierapport Staat van het Nederlands: Over de taalkeuzes van Surinamers in het dagelijks leven en meer over die van Nederlanders en Vlamingen (2019). Dit onderzoeksrapport (vrij op het internet raadpleegbaar) bevat, onder veel ander interessants, de resultaten van 621 Surinaamse geënquêteerden. De cijfers van het rapport illustreren hoe de koloniale periode bepalend is geweest voor de sterke positie van de twee meest gebruikte talen, het Nederlands en het Sranantongo. De sterke positie van het Nederlands is een gevolg van de zeggenschap die de Republiek van de Zeven Verenigde Nederlanden in 1667 verwierf over de plantagekolonie Suriname. Doordat in deze kolonie mensen met totaal verschillende taalachtergronden (Afrikaanse talen, inheemse talen, Engels, Javaans, Nederlands) genoodzaakt werden met elkaar samen te leven en te communiceren, ontstond een nieuwe taal, het Sranan (of Sranantongo). Zowel het gebruik als het prestige van het Sranan is de laatste jaren sterk toegenomen.
Nadat in 1863 de slavernij was afgeschaft, werd in 1876 de algemene leerplicht ingevoerd en werd het Nederlands de enige officiële schooltaal. Voor het primair en secundair onderwijs is dat in de sindsdien verstreken anderhalve eeuw zo gebleven. Alle kinderen krijgen onderwijs in het Nederlands en moeten leren lezen en schijven in het Nederlands. Het ontstaan van de zelfstandige republiek Suriname in 1975 bracht in deze situatie geen verandering. Wel deed de onafhankelijkheid velen ervoor kiezen om naar Nederland te verhuizen. Tegenwoordig wonen in Nederland ca. 350.000 mensen met Surinaamse wortels.
Het Nederlands dat heden ten dage in Suriname wordt gesproken, is te karakteriseren als een variëteit van het Standaardnederlands, het Surinaams-Nederlands. Dat komt tot uiting in de woordenschat en uitspraak, en ook wel in de grammatica.
Lezen met hindernissen
Veel kinderen in Suriname moeten bij het leren lezen meerdere hindernissen overwinnen. In de eerste plaats is het Surinaams-Nederlands vaak de tweede of derde taal van de kinderen. In de tweede plaats is het moeilijk voor hen om aan geschikte leesmaterialen te komen, en al helemaal aan boeken die echt uitnodigen tot lezen. Scholen zijn veelal slecht voorzien en voor zover de buurtbibliotheken in een behoefte kunnen voorzien, zijn ze voor de meeste kinderen en hun ouders slecht bereikbaar. Wel zijn er initiatieven van stichtingen (zoals Biblionef) en ouders, leerkrachten en Surinamers in de diaspora, die tweedehands boeken en restpartijen vanuit Europa importeren en verspreiden naar scholen en vrijwilligersbibliotheken. Deze initiatieven compenseren de schaarste aan leesmaterialen enigszins, maar het is vrij willekeurig waar deze boeken terechtkomen. Daarnaast hoort men ook wel kritische geluiden over het ‘dumpen’ van al die afgeschreven boeken waarvan de verhalen zich niet afspelen in de omgeving van de beoogde lezertjes, maar in een Nederlandse manege of op een Fries meer. Het ontbreken van een Surinaamse context en woordenschat in die boeken wordt ook wel als een derde hindernis aangemerkt bij de pogingen om de kinderen aan het lezen en leren te krijgen. Marie Levens (nu minister van Onderwijs en toen nog ambtelijk verantwoordelijk voor de ontwikkeling van een nieuw curriculum voor het basisonderwijs): “Overal ter wereld leren kinderen eerst over hun eigen land, pas daarna over het buitenland. Dat moet in Suriname niet anders.”(Zoë Deceuninck, Suriname doet ‘koloniale’ Nederlandse lesboeken in ban, in Trouw, 10 september 2018)
De Stichting Boekenportaal Suriname
Het Boekenportaal is ontstaan nadat in 2018 en 2019 verschillende Surinaamse en Nederlandse partijen met elkaar het overleg waren aangegaan over mogelijkheden om in de hierboven geschetste situatie structurele verbeteringen aan te brengen. Hierbij werd met name gekeken naar de voordelen die te behalen zouden zijn door samenwerking met de digitale diensten (digitale bibliotheken, webwinkels etc.) waarmee het Europese deel van het Nederlandse taalgebied zo rijk bedeeld is. Men kwam hierbij tot de conclusie dat zo’n samenwerking aantrekkelijk was, maar alleen kansrijk zou zijn wanneer een nieuwe rechtspersoon zou worden opgericht die zich zou kunnen concentreren op het innoveren en faciliteren van de lectuurvoorziening in Suriname. En dan zonder winstoogmerk en voorlopig onafhankelijk van de publieke sector. Dat mondde in november 2019 uit in de oprichting van de Stichting Boekenportaal Suriname. Het belangrijkste doel van de stichting is: “het bevorderen van de vindbaarheid, beschikbaarheid en verkrijgbaarheid van boeken en andere informatiedragers in digitale en gedrukte vorm”. De stichting is van start gegaan met een bestuur van acht mensen uit verschillende sectoren (onderwijs, administratie, bibliotheek). Divers maar gezamenlijk gemotiveerd om een bijdrage te leveren aan de leesbevordering in Suriname.
Taalunie draagt bij
Doordat in de voorbereidingsfase (in afstemming met de Taalunie) al veel verkennende gesprekken waren gevoerd, had het bestuur bij de start in beeld wat in de opstartfase van het Boekenportaal zinvolle prioriteiten zouden zijn. En ook was duidelijk dat het initiatief door velen (waaronder de Surinaamse Taaladviesraad) werd gezien als een zeer welkome aanvulling op de in Suriname beschikbare voorzieningen van ouder datum (het bestaande boekbedrijf) en van nieuwer datum (zoals breedbandinternet en de smartphone). Begin 2020 kon dan ook een projectvoorstel Opstart Boekenportaal bij de Taalunie worden ingediend, voorzien van een verzoek om financieel bij te dragen aan de voor de opstartfase verwachte kosten. De Taalunie heeft positief op dit verzoek gereageerd, zodat de uitvoering in de loop van dit jaar daadwerkelijk ter hand genomen kon worden.
Eerste prioriteiten
Het Boekenportaal wil in de opstartfase bereiken dat werkrelaties tot stand zijn gekomen en geformaliseerd met alle relevante partijen (techniek, scholen, uitgevers, boekhandel). Opdat er daadwerkelijk voor de door de stichting beoogde vorm van leesbevordering in Suriname een coalition of the willing tot stand komt. Ook zullen de relaties worden uitgewerkt met partijen in Nederland die kunnen helpen bij het verbeteren van de mogelijkheden voor de Surinaamse lezers om zelf boeken en e-books digitaal te bestellen via de momenteel in aanbouw zijnde website boekenportaal.sr. Het inrichten van deze website, inclusief het voorbereiden hiervoor van de eerste bij de specifieke lokale situatie passende dienstverlening, is vanzelfsprekend ook een prioriteit. Hierbij zal er inhoudelijk extra aandacht gegeven worden aan de wens om vooral eerst verbeteringen te realiseren waar de jonge lezers en beginnende lezers in Suriname mee gebaat zijn.
Op erfgoedgebied en digitaliseringsgebied zal het Boekenportaal zijn activiteiten uitvoeren in nauwe samenwerking met de Koninklijke Bibliotheek, en meer specifiek met de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL). Een gelukkige omstandigheid hierbij is dat de DBNL (die sinds jaar en dag financieel door de Taalunie wordt ondersteund) voornemens is om een belangrijk deel van de Surinaamse jeugdliteratuur te digitaliseren, en hiervoor ook graag de samenwerking aangaat met het Boekenportaal. Op de activiteiten van de stichting met betrekking tot de Surinaamse jeugdliteratuur, belangrijk gedeeld erfgoed van het Nederlandse taalgebied, wordt in een volgende bijdrage ingegaan.
Deel 2: Surinaamse jeugdliteratuur
Het boekenportaal Suriname wil Surinaamse jeugdliteratuur beter zichtbaar maken voor de geïnteresseerde lezers. Hieronder leest u wat de plannen hiervoor zijn.
Aandacht voor het ‘eigene’ van Suriname
“Zoo groot de overvloed van kinderboekjes in proza en poezy in ’t Moederland is, zoo arm is Suriname in dat opzicht.” Zo introduceerde dominee C. van Schaick in 1853 zijn Dichtbundeltje voor de Surinaamsche jeugd (zie dbnl.org). De hedendaagse lezer fronst daarbij soms de wenkbrauwen over de toenmalige samenleving (waarin de slavernij nog niet afgeschaft was). Toch is het interessant als een heel vroeg voorbeeld van jeugdliteratuur die probeert aan te sluiten bij de Surinaamse leefomgeving (een stinkvogel, een grietjebie, een hagedis, een tropische bui), stereotypen (een dronken indiaan) en bijzonderheden in het taalgebruik. De Commissie voor het Onderwijs fronste bij verschijnen eveneens de wenkbrauwen, maar dan vooral omdat er te veel ‘Negerengelse’ woorden in opgenomen zijn.
Nadat in 1863 de slavernij was afgeschaft, werd in 1876 de algemene leerplicht ingevoerd en werd het Nederlands de enige officiële schooltaal. De scholen en de kinderen bleven tot diep in de 20e eeuw aangewezen op leesmateriaal uit Nederland. Met slechts af en toe een door een Nederlandse auteur geschreven boek met een vleugje Suriname als exotisch en tot het christendom te bekeren land.
Door de marginale positie van deze literatuur beseffen ook nog maar weinigen dat de Surinaamse jeugdliteratuur erfgoed is van Suriname en Nederland
Een Surinaamse jeugdliteratuur ontstond pas na de Tweede Wereldoorlog, toen de economie en het zelfbewustzijn groeiden, in 1975 uitmondend in de onafhankelijke Republiek Suriname. Als eerste echt Surinaams kinderboek beschouwt men het in 1962 door het Bureau Volkslectuur uitgegeven Baccha het ezeljong (van Lou Lichtveld en Jnan Adhin). In de jaren zeventig debuteerden Thea Doelwijt, Gerrit Barron en Mechtelly. Het aanbod aan auteurs en titels verbreedde zich geleidelijk. Er waren veelschrijvers bij, maar veelal ook eendagsvliegen. De recente decennia overziende noteerde Els Moor in 2008 in haar boek Lees je wijs! Hoe bevorderen we leesplezier bij kinderen?: “Er is een Surinaamse kinderliteratuur. Misschien één kast vol, maar we zijn er, we tellen mee in de gigantische wereldkinderliteratuur!” Moor presenteerde een basislijst van ca. 250 titels voor het leesonderwijs aan Surinaamse kinderen. Ze voorzag zestig titels van een samenvatting en van suggesties voor een didactische werkvorm.
Waarom een Surinaamse jeugdliteratuur?
Volgens Moor zijn Surinaamse kinderboeken belangrijk omdat ze een herkenbare en vertrouwde wereld tonen: “ze bieden kinderen een belevingswereld die voor hen herkenbaar is, een wereld waarin zij namen van figuren, plaatsen, flora en fauna, historische gebeurtenissen, culturele feesten (her)kennen.” En “de humor, de zegswijzen, het taalgebruik, de spreekwoorden, uitdrukkingen, odo’s zijn de kinderen vertrouwd.” De boeken vragen ook aandacht voor “de eigen geschiedenis, de diverse culturen, de feesten, het tropisch regenwoud, onze natuurlijke rijkdommen”.
Ismene Krishnadath, auteur en uitgeefster: “De Surinaamse leefwereld biedt een schat aan literaire inspiratiebronnen … Ik wil niet alleen meer verhalen met bosvarkens, maar ook met gingamaka, bosspinnen, kakkerlakken, mieren, miereneters, grietjebies, ibissen, sapakara’s, tigrikati’s, kwie kwie’s en zo voort.” En in het multi-etnische Suriname kunnen kinderboeken “een bijdrage leveren aan kennis van de verschillende bevolkingsgroepen over elkaar”. Ook vraagt ze, onder verwijzing naar de al genoemde Gerrit Barron, aandacht voor de bijdrage van kinderboeken aan decolonizing the mind en aan het behoud van de eigen cultuur van de diverse bevolkingsgroepen.
Waar staat dan die kast met Surinaamse jeugdliteratuur?
Zowel in de koloniale als in de moderne tijd hebben auteurs vanuit genoemde en vergelijkbare motieven hun best gedaan om maatwerk te leveren voor de jonge lezers. Hierdoor is er een substantieel corpus over dit thema ontstaan. Volgens een recente telling in verschillende Nederlandse bibliotheeksystemen zijn er de afgelopen 170 jaar naar schatting 1300 titels geproduceerd waar het etiket Surinaamse jeugdliteratuur op past. Dat is wel inclusief jeugdboeken uit Nederland waarin Suriname of Surinamers in de diaspora op de een of andere manier een thema vormen.
Voor de lange termijn is het doel om de gebruikers een digitale versie van alle titels uit de Surinaamse jeugdliteratuur te kunnen aanbieden
“Het is misschien één kast”, schreef Els Moor. En hoewel de boekjes gemiddeld aan de dunne kant zijn, is één kast wellicht ook wel genoeg voor het opbergen én etaleren van de Surinaamse jeugdliteratuur. Toch heeft nooit een instelling of persoon specifiek een kast gereserveerd voor het verzamelen, bewaren en aanbieden van deze uitgaven. De zichtbaarheid van de uitgaven was en is helaas niet groot; het gaat doorgaans om kleine oplagen die door de omvang van het land en de matige infrastructuur maar moeilijk de scholen en de kinderen hebben bereikt. Spijtig voor zowel de auteurs als de lezers. En van die kleine oplagen zijn er veel weer verloren gaan; de veelal matige kwaliteit van het papier en het tropische klimaat helpen ook al niet mee.
Door de marginale positie van deze literatuur beseffen ook nog maar weinigen dat de Surinaamse jeugdliteratuur erfgoed is van Suriname en Nederland, en dat het zeer de moeite waard is om ze te bewaren. In Suriname zijn recentere uitgaven nog wel te vinden bij wat boekhandels of rechtstreeks bij de uitgevers (met name Publishing Services Suriname en Ralicon), maar oudere uitgaven zijn nog maar moeilijk te vinden. De bittere ironie hierbij is dat deze uitgaven beter zijn verzameld en bewaard in Nederland (bij instellingen als de Leidse Universiteit en de Koninklijke Bibliotheek) dan in het land van de auteurs, die juist aandacht wilden geven aan het ‘eigene’ van de nieuwe natie Suriname.
Naar een digitale boekenkast
Het Boekenportaal Suriname wil prioriteit geven aan het inrichten van een duurzame ‘digitale kast’ voor de jeugdliteratuur, zodat ze voor de toekomst bewaard wordt. Maar het primaire motief is om deze werken voor de huidige lezers en andere geïnteresseerden beter zichtbaar en bereikbaar te maken. Het bereidt zich momenteel voor om in de loop van 2021 via zijn website een zo compleet mogelijke bibliografie van de Surinaamse jeugdliteratuur aan te bieden. Vanuit deze bibliografie zal verwezen worden naar informatie over de vindplaats en verkrijgbaarheid van de boeken, hetzij in boekvorm, hetzij in digitale vorm. Hierbij zal verwezen kunnen worden naar titels die te koop zijn in Suriname én in Nederland, maar ook naar de titels die gratis te lezen zijn bij bijvoorbeeld het Boekenportaal Suriname en de DBNL.
Voor de lange termijn is het doel om de gebruikers een digitale versie van alle titels uit de Surinaamse jeugdliteratuur aan te bieden. Vooralsnog ontbreken de middelen om alles te digitaliseren. Wel zal de Koninklijke Bibliotheek in samenwerking met het Boekenportaal een begin maken met het digitaliseren van de 250 titels die Els Moor heeft opgenomen in de hierboven vermelde basislijst. En daarnaast zijn beide partijen gezamenlijk op zoek gegaan naar financiële mogelijkheden om nog wat meer titels in de digitale kast te plaatsen. Vanzelfsprekend is hiervoor niet alleen geld nodig, maar ook de toestemming van de auteurs en illustratoren om hun werk digitaal te mogen hergebruiken. De ervaring leert dat dat niet altijd zonder slag of stoot gaat. Doorgaans is men wel bereid om een werk dat niet meer te koop is, langs digitale weg een tweede leven en groter bereik te geven.
Cees Klapwijk werkt als informatiespecialist bij de Koninklijke Bibliotheek (Den Haag) aan diverse digitaliseringsprojecten op het gebied van de Nederlandstalige literatuur.
Contact: cees.klapwijk@kb.nl
Op 9 oktober 2024 vond in Paramaribo, met veel media-aandacht, in het Centrum voor Nascholing Suriname de feestelijke presentatie plaats van het Boekenportaal Suriname Dit gebeurde tijdens een bijeenkomst met circa zestig genodigden uit het onderwijsveld, verschillende bibliotheekorganisaties en het ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur, waaronder minister prof. Henry Ori.
Deze artikelen werden gepubliceerd in Neerlandia 2020/3 en 2021/1.