Gedichten Dichter der Nederlanden
Joke van Leeuwen
“Op de lagere school in Nederland leerde ik dat Van Speijk, die in 1831 op de Schelde bij Antwerpen een zelfmoordactie met veel onbekende doden pleegde, een held was. Op de middelbare school in België leerde ik dat wij ons in 1830 hadden bevrijd van de Hollanders.
In 2015 was het 200 jaar geleden dat Nederland en België één land leken, al duurde het niet lang. Er waren herdenkingen in Den Haag, Gent en elders. Toen ik door het ANV werd gevraagd om in dat kader Dichter der Nederlanden te zijn – het had van mij ook anders mogen heten – leek me dat een goede gelegenheid om de brugfunctie die ik als Nederbelg-sinds-een-halve-eeuw al veel langer uitoefen, eens op verschillende manieren lyrisch vorm te geven. Bij dezen.”
KOPEREN KONING
Hij was de eerste Willem niet, Willems waren er
genoeg, maar hij begon opnieuw bij één toen hij
tevoorschijn werd gehaald en aandacht vroeg.
Hij riep zich uit tot koning van de innigheid
allen als die-van-ons en iedereen mocht erin mee
tapijtenkoning, kazenprins, een volk als een volwassen
kind. En Eerste heerste als verlicht met naast zich Mimi
volle nicht. Koperstrooier, ijverig besluitenschrijver
investeerder, zaakbeheerder, bedenker van
een ereteken dat hij droeg op eigen hermelijn.
Zelf Koning Zijn.
Stootkussennatie met Gods zegen, wegen en
waterwegen en om vier uur thee. Maar wie niet
mee wou kreeg de regels tegen. Intussen wroette
ongenoegen, knokten de wel-zij-niet-ikken
hielp geen schikken en geen schieten. Geschonden
de onschendbaarheid, de innigheid vertrokken.
Hij hield er op een dag mee op, oud geworden
Mimi dood, alleen zijn buik won aan gewicht
zijn jasje kon haast niet meer dicht, maar met een
Waalse hield hij het verenigd zijn in stand. Zij twee.
Intimité.
Op 16 maart 1815 riep Willem Frederik zich uit tot koning Willem I van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
GRENS
Ik ging naar de grens om de slenk te zien
waarover te doen was. Het gras wist
van niks, niet eens iets van maaien
de bomen verstonden hun grond
het water droeg ver.
Iemand die zwaaide maar mij niet herkende
riep tegen de wind in dat ginder toch
steeds weer van oudsher het
kwam er op neer kortom
dat men dat vond.
Iemand zei tegen mij jullie en dat hij kon
horen wie ik daar niet was. De twee
liepen door, een kant uit naar
voren. Op de rivier schoven
schepen voorbij
liefhebbers stonden aan dek
te zingen in hun opgerichte koren.
EEN NEDERBELG SPREEKT
wie in nauwe schoentjes zit
zit in de puree
word je aan de deur gezet
krijg je je congé
wie plots uit zijn krammen schiet
schiet ook uit zijn slof
zeveraar en ouwehoer
zijn te lang van stof
wie met iemands voeten speelt
houdt hem voor de gek
wie een broek vol goesting heeft
heeft veel meer dan trek
als je geld als water hebt
heb je geld als slijk
veel gezemel en gezaag
is ook veel gezeik
als ons kind op kamers gaat
gaat ons kind op kot
wie gebuisd is, is gezakt
en een dwaas is zot
ben je de pedalen kwijt
dan ook vast de kluts
en gehannes is geklooi
broddelwerk gepruts
als je iets mispeuterd hebt
heb je het versjteerd
wat gewild is en gewenst
is ook zeer gegeerd
wie voor jou een boontje heeft
is op jou gesteld
wie gevarenpremie krijgt
beurt zijn bibbergeld
wat in zeven haasten moet
raffelen we af
wordt een uitspraak kras genoemd
dan is die dus straf
zo kan ik lang doorgaan, ja
dan doe ik lang voort
want die taal van hier en daar
die van zuid en noord
is, allee
best wel oké
is gewoon
wreed schoon
SCHELDE WESTERSCHELDE
Water weet niet van grenzen, van het gemorrel en gemor
van mensen, het schuurt de schorren weg en draagt
gevaarten, het moet zijn kracht kwijt, moet zijn geulen
vinden, kraamkamer voor de vissen zijn en restaurant.
Maar, zegt wie niet vergeet, laat het niet toe op land, laat het
nooit wie of wat van waarde wissen, vertrouw niet zijn getijden.
Maar, zegt wie het nog weet, ooit en een eeuwigheid werd
de rivier versperd, geen schip kon nog tot hier, het onkruid
schoot omhoog tussen kasseien. Wat wordt gedaan, wat
aangedaan. De dorpen die verdronken en verdwenen
fluisteren nog, van Saeftinghe tot Oosterweel:
een mens wil veel behouden en een mens wil veel.
De film ‘Onder de Oppervlakte’ van Digna Sinke, over de Westerscheldeconflicten tussen Nederland en Vlaanderen, gaat op 17 september a.s. in première tijdens Film by the Sea in Vlissingen
DURF
Daar zit je, ver misschien van die wat natte
hoek van werelddeel Europa, oefent uit een
boek en met geluid en kent dankzij een toegewijd
docent zo’n prachtig woord als lucifer of sneu
Je zoekt de klemtoon en de klank, je tong wil
eerst niet mee, je strottenhoofd is moedertaal
gewoon, je lippen voeren tuitend een gevecht
als je de r probeert, de sch, de ui, de eu
Ooit koop je bruine suiker, muisjes of een trui
en ruik je buiten fluitekruid en zeg je thuis
(maar waarom loopt die weg van weggaan weg
en kwam die er erbij, bij wat er kwam?)
Ik zie je staan op Grote Markt of Dam
je roept Liflafjes! Desalniettemin!
Sok! Stoel! Niettegenstaande! Bliksemsnel!
Wastafel! Soepjurk! Echter!…dank u wel.
Een ode aan de studenten en docenten Nederlands als vreemde taal, op vele plaatsen ter wereld. Week van het Nederlands, 10 t/m 17 oktober 2015.
ERFGOEDSONNET
voor Hilde en Jet
Het Nederlands zit ons als onze kleren,
je wordt er woord voor woord mee aangekleed.
Omdat wie veel verwaarloost veel vergeet
is erfgoed goed om in te investeren.
Op de begroting is dat geld een scheet
dus laat wie ver weg Nederlands studeren
niet zitten straks met de gebakken peren
nog voor ze weten dat zoiets zo heet.
Wat door zovelen zo vaak is benut,
die wereldwijd geziene taalcultuur,
die onderzocht wordt, waaraan wordt gewerkt,
dat erfgoed mag gestut, gestuurd, versterkt,
want anders wordt er te veel op den duur
voor altijd gedeletetetetetet.
Een pleidooi voor het Nederlands ter gelegenheid van het document van het ‘Podium voor de Neerlandistiek’ dat op 7 december 2015 aan de Interparlementaire Commissie van de Taalunie werd overhandigd.
NOSTRIFICATIE
Wie gaf er soep aan wie toen die opeens daar op de stoep, want weggevlucht van waar die dacht te horen? Wie raakten er voorgoed ontwricht? Wie deed zijn deuren dicht?
Waar wurmen massa’s zich langs ketens, waar wordt bourgondisch, taaltje, zuinig en lawaai eens door elkaar gegooid vermooid tot boor, aai, lading, uiting, schuw en zaaltje?
Wie is het snelst met zijn oudjaar, zijn gangen, bollen, flappen? Wie kwamen uitgedosten halen van een halte, omdat de bus niet reed? Wie deed wie na, hoe kusten zij elkanders wangen?
Waar zitten hier en daar de billen, hoe snel gaat lopen, waar
in de trein zit wie te bellen over liefde, die aan weerszijden
heus niet meevalt nee, dat weet nu heel de treincoupé?
Hoevelen staan er waar in brons gegoten, de kop gedragen in
een schaal van kraag? En hoeveel decibellen kunnen torens nog verduren, blote putti en het stil vertoon van de moluren?
Wie praat tegen de wind in, woont in een fermetje, plakt aan zijn geboortegrond? Wie schiet er door? Wie leidt het meeste om en wie wil alles recht, zegt: heb ik al gezegd en zegt het weer?
Hoe traag gaat varen op kanalen? Waar reiken de rivieren
over grenzen? Wat bloeit er op de doden? Hoe ogen waar
de broden? Hoe zijn ze zo geworden?
Vul hier niets in. Schuif aan.
Zie hoe versierd het voedsel op de borden.
GROND
In beide Baarles ligt de grens aan scherven
het Zwin is al zo lang verzand
op stranden bouwen burgers burchten
Te erven van wie in de eigen aarde wroetten
of die hier zwervende verzeilden
eerlijke vinder zijn van wat zich niet
terug laat slepen. Het Zwin is niet meer
voor de schepen, in beide Baarles
ligt de grens nog steeds aan scherven.
WIJ
Kerncentrales aan de randen alsof daar-
achter niets. Luchthavens niemandslanden
voor iedereen die thuis kan raken. Bekende
onbekenden worden weggedragen.
Buurhuizen met te dunne wanden geven vaag
hun leven prijs. Daver aan de tafels. Tussen
ons wai en wè staan wij te wennen aan
wat wij ons als een ander kunnen vragen.
STEDENBAND
VOOR DORPEN EN GEHUCHTEN
Als Willebroek met Jabeek jumeleerde
en Roden banden smeden zou met Geel
en Kibbelveen hetzelfde deed met Weerde
en Binderveld het vinden kon met Heel
En als Terziet het deed met Horebeke
en Appelscha gekoppeld werd aan Peer
en Halfweg met De Panne zou gaan spreken
en Opwijk goede vrienden werd met Neer
En Mol zou Duiven weten te versieren
en Menen ging het liefst met Echt in zee
en Wijnegem begon met Oosterbierum
en Welkenraedt verknoopte zich met Hee
En Jezus-Eik had Amen goed gevonden
en Spanbroek kreeg een fijne band met Reet
La Hulpe had zich met Schuddebeurs verbonden
en Stekene wou wat met Muggenbeet
Als Dommelen verbroederde met Werken
Benedeneind connecties kreeg met As
dan zouden hun bewoners weldra merken
dat alles breder werd dan het eerst was.
LOUIS DE POTTER
In Brussel ligt, ver van bekende pleinen
die naar beroemde tijdgenoten heten
en van befaamde straten vol toeristen,
een straat die afloopt tot aan dwarse sporen.
Die straat herinnert moeizaam aan De Potter.
Er wonen mensen die niets van hem weten.
Hij wou een nieuwe staat, een republiek,
maar heeft het oude machtsspel snel verloren.
Er hebben wie behoudender beslisten
als nieuwe leiders op het pluche gezeten.
Voor hem is er nog die éénrichtingsstraat
waar mensen wonen die niets van hem weten.
Op 17 juli 2016 eindigt, met het sluiten van
de laatste tentoonstelling, de herdenking
van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1815-1830)
De gedichten zijn op postkaarten verschenen en worden op verzoek gratis toegezonden.
Kaarten bestellen